De Sint Clemenskerk te Steenwijk


DE SINT CLEMENS KERK

TE

STEENWIJK.

_______

     Zij was reeds in 1141 als eene Moederkerk bekend, zoo als blijkt uit een brief van den Utrechtschen Bisschop Herbertus of Heribertus van dat jaar (vermeld op bladz. 194 Ie stuk Monumenta Groningana Vaeteris aevi inedila van den heer Driessen), waarbij dezelve de kerk van Steenwijk overgaf aan de kerk van de Heilige Maria te Ruinen, en aan de kerk te Steenwijk het regt om valken te vangen tot haar eigen voordeel. Zij vorderde van de aan haar onderhoorige kerk van Beilen mede een valk en deswege bij afkoop jaarlijks bedong zij eene vrij aanmerkelijke som, te weten de waarde van 10 lood fijn of lodich zilver.
     Volgens een brief van Bisschop Dirk van der Aere, alwaar vermeld wordt, dat Fredericus, Abt van Ruinen, voor zich en voor zijne kerk genoemde Bisschop afstond onder andere zaken de kerk te Steenwijk met de daartoe behoorende Capellen, Tienden en al haar onderhoorigheden, uitgezonderd de Tiende van Hessele, en daarvoor van den Bisschop terug ontving de kerk van Beilen enz., kwam de kerk te Steenwijk wederom aan het Bisdom.

|pag. 2|

     Onder de Sint Clemens kerk hebben behoord meer dan 20 kerken in de kerspelen in de eerste 2 stroomen van de Friesche Wolden; voorts Steenwijkerwold, Paaslo, Blankenham, Isselham, Scheerwolde en Wanneperveen, en in Drenthe Havelthe, Nijeveen, Kolderveen en Vries.
     Volgens MS. aanteekeningen van Mr. Z. ter Stege, vermeerderd met nalezing en bijvoegsels van steller dezer, en in druk uitgegeven 1859 (niet in den handel), stelt hij de stichting van het Capittel in de bovengemelde kerk op het jaar 1266.
     Anderen, als Bockenberg, stellen die stichting 1267, zoo ook Buchelius in not ad Beka.
     De Groote Kronijk van Holland enz. vermeldt op den II van Nov. van jaar 1267: Hendrik van Vianden, Bisschop van Utrecht, die de stichter van dit Capittel was, was in dat jaar overleden.
     Heda daarentegen noemt het jaar 1257 of 1267.
     De schrijver van de Oudheden en Gestichten van het Bisdom Deventer, zoo ook Lindeborn, stellen de stichting van het Capittel in 1257 of 1262, en in strijd met andere schrijvers bepalen zij de Kanunnikken op 7 en melden dat Bisschop Jan van Arckel er nog 2 bijvoegde en aan de Kanunnikken verlof gaf, indien zij beter zin in Vollenhove als in Steenwijk hadden, om het Capittel in eerstgemelde plaats te stellen.
     Hoe het zij, Hendrik van Vianden, de 38e Bisschop van Utrecht, stichtte in deze kerk, tot vermeerdering van haar luister, een Capittel.
     Het ambt van Pastoor, en vervolgens de zielbesturing, is aan deze kerk gehecht geweest, staande de Pastory zoowel als de Kanunniksdijen ter benoeming van den Heer van Overijssel.
     In 1540 komen als Kanunnikken voor IJsbrand en de Heer Harm van Swijnden.
     Volgens een handschrift van den Bisschop Egidius de Monte werd die waardigheid in het jaar 1571 door de navolgende personen bekleed: de Heer en Mr. Frederik Blusing, Everhard van Ense, Johan Egbers, Albert van Thijl, Wichard Geraardz en Merkus van Tweebergen.

|pag. 3|

     Behalve de Kanunniksdijen waren er de navolgende Vicarijen:
     1°. Van de Heilige Maagd Maria onder het Kruis.
     Deze Vicarij was in het jaar 1391 gesticht dooreen Priester, Westerhesselen genaamd.
     2°. Van den Heiligen Antonius, waaraan was gehecht de last van des Donderdags een zingende Mis te doen.
     Beide deze Vicarijen werden door den Deken van het Capittel begeven.
     3°. Die van de Allerheiligste Maria, wier bedienaar tweemaal ter weke den Goddelijken dienst verrigten moest, eens des Zondags en nog eens als ’t hem beliefde en ’t best gelegen kwam.
     4°. Die van Sint Anna.
     5°. Die van Sint Barbara.
     6°. Die van den Heiligen Severanus.
     Deze drie Vicarijen werden door het Capittel aangesteld en waren ieder tot het lezen van 3 Missen per week verbonden.
     7°. Die van den Heiligen Eligius, staande ter begeving van het Capittel en de Schepenen.
     8°. Die van het Heilige Kruis.
     9°. Die van de Heiligen Stephanus en Laurentius.
     Beide deze Vicarijen, waaraan was gehecht de last van 3 missen ter week, werden door het Capittel en de Kerkmeesters vergeven.
     10°. Die van de Heiligen Crispinus en Crispinianus, die eveneens belast waren als de 2 laatstgenoemden.
     Volgens het aangehaalde MS. blijkt, dat als de kerk van Steenwijk zeer prospereerde door het aflaat en de bedevaarten van het Kruis staande op het kruiskoor, aan hetwelk vele offeranden geschiedden, de Kerkstraat het meest floreerde door de groote neringen, hebben kerkvoogden in het jaar 1511 een zeer hooge en heerlijke spits op den grooten toren doen timmeren, dat er diergelijk niet was in de geheele Nederlanden, zijnde niet alleen groot sieraad voor de stad, maar werd mede gebruikt voor een baken in de zee.
     Terstege verhaalt verder in zijn bovenvermeld MS., dat op den 11 Jannarij 1558 door een harde orkaan de heerlijke hooge toren was gevallen en daardoor de

|pag. 4|

kerk verpletterd en vermorseld, volgens deze verzen:
     Corruit Ecclesiae gravi Pyramis turbine venti qualis
     in Europa non celsior extitit arvis.
     Hij verhaalt verder, dat in het jaar 1566, den 12 October, 2 Evangelische predikanten, t.w. Otgerus Olthes en Wilhem Alberts, in Steenwijk gekomen waren, doch door mandaat van den Stadhouder des Konings weder uit Steenwijk verdreven waren, tot groot leedwezen van de burgerij; en dat zij op den 20 Augustus 1572 wederom uit Aembderland binnen Steenwijk gekomen waren en het Evangelie geleerd tot den 19 Nov. van datzelfde jaar; doch toen na de verovering van Zutphen den Graaf van den Berg met al zijn krijgsvolk uit deze streken overliep, als schapen, tot ongeloofelijke verbaasdheid en verschrikking, geslagt, en de Hertog van Alba door het exempel van Zutphen de meeste Nederlanden weder bedwong tot de Paapsche Religie.
     Jan van Sijrik, 40e Bisschop van Utrecht, verhief de Sint Clemens kerk tot een Collegiale kerk.
     Arnold en Otto van Runen worden genoemd in een brief van Bisschop Dirck van der Aere, betrekkelijk de kerk van Steenwijk 1206, en in een brief van denzelfden Bisschop, van 1212, Johannes van Runen.
     In 1452 was Deken van de kerk van Steenwijk Rotgerus.
     S.                                                                                                         XXX.

_______

(Overgedrukt uit de Steenwijker Courant.)

_________________
– Ebbinge Wubben, F.A. (z.j.1 [1. in of na 1859.]) De Sint Clemenskerk te Steenwijk.2 [2. overdruk uit de Steenwijker Courant.] Meppel: H.J. Gelderman.

Category(s): Steenwijk
Tags: ,

Comments are closed.