Kleine bijdragen uit Twenthe


KLEINE BIJDRAGEN UIT TWENTHE.

_______

     In vervolge op mijne bijdrage van het vorig jaar over het schenken van glazen in Twenthe mogen hieronder nog eenige schenkingen van glazen vermeld worden, die sedert door mij in Twentsche archieven genoemd, werden gevonden.
     22 8bris 1652 veertien gulden voor een glas den Richter tot Haexbergen vereerd.
     October 1652 werd betaald aan de Wed. van Arent Mentinck tot Zwolle in die witte wanne veertien gulden voor een glas.
     1653 aan den luitenant Mellenbach 12 gulden voor een glas.
     18 Meij 1653 verklaart Jan Glasemaeker tot Enschede 18 Carol. gulden ontvangen te hebben wegen die Stadt van Goer voer en glas dat die stadt Goer int stadthues tot Enschede gegeven heeft.
     3 October 1654 quitantie van 14 gulden voor een glas den landrentmeester Sloet vereerd.
     12 Januari 1655 betaald wegens een glas soo de stadt Goer heeft laeten setten op het stadthues te Oldensell 16 Car. Gld.
     Deze alle ontleend aan het gemeentearchief van Goor.

     Ook de stadrekeningen van Ootmarsum spreken nu en dan van glazen b.v. op bl. 220 dl. 2 1560 noch der Stadt den Richter van Delden een glas geschenkt dat gekostet heft xxvllj St. brb.;
     en op bl. 265 noch van Evert Ketwichs glas dat em die Stadt gegeven heeft dem glasenmaker gegeven xx St. 1564;
     dem heren van Albergen ter ehren ein Glas geschenket gekostet xxxvj st.
     1601 Dije Stat van Deventer hefft onsz verert myt 40 Keisz. Gulden toe syn Glas in onse kercke.
     Ontfangen van dije Stat Zwolle 43 Keisz. Gulden (voor hetzelfde doel), evenzoo van Campen 43 Car. Gulden en van Hasselt voor een glas, door de Landschap geschonken, werd aan den glazenmaker 19 daalders betaald.

|pag. 83|

     14 April 1603 werd aan Adriaen ten Thije glazenmaker te Zwolle 10 gld. betaald voor een glas, dat de stad Ootmarsum had vereerd aan den Drost Ernst van Ittersum.
     Eindelijk werd in 1603 aan den glazenmaker van Borne 3½ dlr. betaald voor een glas, door de stad Ootmarsum geschonken in de kerk te Borne.

C.J. SNUIF.

Eenige aanvullingen tot de Overijsselsche Stadrechten.

A. Bijdrage tot de Stadrechten van Delden.

     In het achtste stuk der Verslagen en Mededeelingen komt van de hand van Mr. J.C. Bysterbos eene bijdrage voor aangaande de Stadrechten van Delden zooals deze door hem werden ontleend aan een manuscript in klein 4°, thans berustend op het Rijksarchief te Zwolle.
     De laatst daarin voorkomende handeling of acte is van 1589.
     De hierna volgende keur van het jaar 1591, welke ik aantrof in het gemeente-archief van gemelde stad, sluit zich hierbij aan.
     Anno 1591 op dach sanct Petri ad Cathedram sinnen die Boirgermeisteren up desse nafolgenden articulen van den gemeijnslueden beëedet:
     Then eijrsten dat die Boirgermeisteren sullen na allen oiren flijt der Stadt beste tdoen ende trowe ende geholt tsijnna onser stadt gerechticheijt flitich in allen ende jder borgers tot sinnen rechte voir tstaen.
     Thom anderen js bevollen van der gemeijnten dat die Boirgermeijsteren sullen liesen alle Maendt tot die gemeijnstlueden twie guede trouwe manss die den brantschaft sullen alle maenden jnmaenen und reckentschap doen und quitantiën van dem untfanck den Boirgermeijsteren und meijnslueden tbehanden tverstaen uth elck vierdel tegen auer eenen tkiesen uth die twie eijrsten vierdel und die maendt folgens twie mannen boirgeren uth die twie anderen vierdelen tegen aver unde soe vort alle maenden.
     Thom derden die onkosten van pensionen ende schulden sal men uthsetten jn jaire up vier termijnen sullen die Boirger-

|pag. 84|

meisteren jnmanen unde uthgeven und dar van na older gewointe reckenschap van doen.
     Thom vierden sullen die Boirgermeisteren dit jair gewesen klare reckentschap doen wat die stadt jn jder herberge schuldich ijs und van den schulden nieht tverswijgen na older gewoente up den eijrsten tkompstich maendach edder eijrste rechtsdach in tegenweirdicheit der olden gemeynslueden und nijen gemeijnslueden.
     Thom vijfften sullen die Boirgermeisteren nerstighe upsijcht hebben up stegen und strate te maecken vortz up het gewijchte und up broot und alle waer dat die scemele gemeinte nijet tkort dar jn comen allent na jnholt der stadt jnsate und gerechticheit und oick upsicht thebben up die thuijnen dat dair geenen schade an geschien.
     Then sesten hefft die gemeijnte auergegeven dat nijemansz van onsen boirgeren und jnwoineren onser stadt und wijgbolde sollen gien rooffguede kopen noch verdunckeren noch giene hanterijnghe des rooffguedes hebben met ruteren und soldaten
Soe die bevonden weer dat dit vursz. dede sal gebroicket hebben der stadt hoguste kuer dair up sollen die boirgermeisteren eijnen nerstigen upsicht hebben.
     Then soevenden wijllen die gemeijnte bevollen hebben dat die Boirgermeisteren jn der herbergen wes sullen te voren geven ader verteren up der stadt het sij dat die stadt saicke weer und die stadt darmedde to doen hadde soe sullen niet eijn off twie scencken dan sullen die tsamen sijn off vier boirgermeisteren soe die anderen niet thues en weren.
     Thom achten is oick bevollen van der gemeenten dat die boirgermeisteren geene versegelijnge doen sollen van der stadt schulden het sij met wetten unde wijllen der gemeijnslueden und den gemeijslueden dar bij thalen.”

B. Bijdrage tot het Stadregt van Goor.

     Het Stadregt van Goor is door onze Vereeniging uitgegeven in het derde stuk van het eerste deel der Stad-, Dijk- en Markerechten. Dit loopt tot 1609, waarna nog één artikel volgt van 1617. Twee artikelen waren nog in manuscript in

|pag. 85|

     het archief der gemeente Goor aanwezig; zij dateeren van 22 Februari 1611:
     1. „Ist bij Borchmannen Borgermeisteren der Stadt Goer voer goet gevunden omme vrede ende einijcheit onder Borgeren ende Ingesetten deser stede tonderholden Insunderheit dewijlen het schelden, lasteren ende distameren bij veelen soe gemeijn geworden isende hetzelvige umme Godes noch umme de lijefste noch umme de ehrbarheit wijllen nijet laeten wijllen mer darup seckere penen ende amenden tegens de Injurien toe stellen. Soe ist dat Borchmannen ende Borgermeisteren vorsz. ordoneren dat soe vere nae datum van desen enige Borgeren oft Ingesetten de eene den anderen in tornigen moede woude ansprengen met injurien schelt, smee ende laster war dan als voer dijeven, schelmen ende ander dergelicken onbehorlicke Woerden sijuer Ehren andragende ende soevere de injurant bij de scheltwoerden nijet wilde blijven noch den aversegger hetselvige doen bewijsen sal de Injurant der Stadt gebrocket hebben ses goltgulden ende enen halven golt gulden voer den armen Waernae sich eijn ider umme sijnen schaden tverhoeden heft to reguleeren.
     Aldus geresolviert bij Borchmans end Schepen den 22 Febr. 1611 hetwelcke die gemeine Borgeren angenomen t achtervolgen.”
     2. „Borchmannen Borgermrn der stadt Goer hebben met advies ende consent der gantser gemeijnte eendrachtlicken bewijllet ende ouerkommen dat van nu voertann als Vader ofte Moder versterft offt alrede verstorven is, nae laetende unmundige Weesekijnderen dat alsdan de Magistraet alhir sollen vulkomen auctoriteit ende macht hebben (des van de naeste Vrenden ende Maegen versocht sijnde) twe dogentsame Mombaren toe kiesen, hetsij dan van de bloetvrenden offt anderen daer toe best bequamest, dewelcke der unmundigen kijnderen ende haer naegelaetenn goederen sollen ehrbarlick vermomberen ende wall regeren toe haeren mundigen Jaeren toe, derzelvingen orbar beste profit ende voerdel nae haeren besten vermogen soecken ende . …. Item van de naegelaten goederen Inventaris maeken ende alle Jaeren offte alle twe jaeren voer de naeste Vrendeu ten overstaen enige uth den raede daervan verkrijginge ende bewijsinge doen.

|pag. 86|

     Ende indien Jemand (alsoe tot Mombaren gecoren sijnde) her inne unwijllic maeckte ende de Mombarschap nijet en wijlde annemen sal tot discretie van den raet alhiir met sekere peenen daertoe geholden ende daervor geexecuteert worden tot ende soe lange he sodanig mombarschap annijmt,
     Aldus geresolveert bij Borchmans end Schepon 22 Febr. 1611.”

C.J. SNUIF.

________
– Snuif, C.J. (1911) Kleine bijdragen uit Twenthe. Versl. en Meded. VORG, 27, 82-86.

Category(s): Twente

Comments are closed.