Een brief uit den Franschen tijd


EEN BRIEF UIT DEN FRANSCHEN TIJD.

_______

     Dezer dagen kwam mij toevallig in handen een brief op den 2den Juni 1795 uit den Haag geschreven door een zekeren heer H. K. Cramer aan zijne medeburgers. Uit den brief blijkt niet aan de burgers van welke stad hij gericht was, doch mijne veronderstelling, dat de heer Cramer te Ootmarsum thuis behoorde en dus aan de bewoners van die stad schreef, werd bewaarheid door de mededeelingen mij op mijn verzoek welwillend verstrekt door den heer G. W. Cramer, oud burgemeester van Ootmarsum. Deze schreef mij, dat de briefschrijver niemand anders kon zijn dan Hendrik Knypinga Cramer, zoon van Mr. Hermannus Cramer, die in 1749 gehuwd was met Mettina Allegonda Knypinga. H. Knypinga Cramer was in 1803 Drost van Twente, noemde zich later in 1810 Baljuw van dat gewest en woonde te Ootmarsum, waar hij 29 Maart 1815 ongehuwd is overleden 1 [1. Hij voerde het wapen thans nog door de Ootmarsumsche familie gebruikt: een ooievaar staande met opgeheven rechter poot op een bodem, waaruit een bloem hoog voor hem opgroeit.]).
     Hij zal als afgevaardigde uit de provincie deel hebben uitgemaakt van de door de „Provisioneele Representanten” gekozen Staten Generaal. Ofschoon in den brief de gezwollen toon dier dagen klinkt, lijkt mij Cramer niet zulk een verwoed patriot te zijn geweest, want bij zijn binnentreden van de vergaderzaal „zogt hij te vergeefs die eertyds zo geliefkoosde poortretten en eere teekenen van voorige stadhouders”! Trouwens zulke afgevaardigden zullen er in die dagen wel meer zijn geweest. Dinsdag 26 Mei 1795 woont hij voor ’t eerst een vergadering bij, die gepresideerd wordt door den heer Haan 2 [2. J.G.H. Hahn, secretaris van de Hooge School te Leiden, de revolutionaire president van de op 31 Juli 1794 in den Haarlemmerhout gehouden algemeene vergadering van alle plaatselijke comité’s, in 1796 lid van de Nationale Vergadering, waar hij zich later bij de „Moderaten” aansloot.]) en wordt daarbij geïntroduceerd door den Burger van

|pag. 188|

Marle. Tien dagen van te voren was het Haagsche Verdrag tot stand gekomen en tegelijk met zijn brief zendt Cramer zijne medeburgers een afschrift daarvan. Aan ’t einde van den brief vermeldt hij hoe men in ’t laatst der week (hij schreef op Dinsdag 2 Juni) de ratificatie van het verdrag geteekend en uitgewisseld terug verwacht. Zooals bekend werd deze ratificatie door de heeren van Grasveld en de Sitter naar Parijs overgebracht, waar ze den 5den Juni geteekend werd.
De inhoud van den brief nu luidt als volgt:
Vrijheid
Gelijkheid                                                                                                         Broederschap.
          ’s Hage den 2 Junij 1795.
                    Het eerste jaar der Bataafsche vrijheid.

          Mede-burgers!
     Nadat ik Zondag den 17 Mey van huis was vertrokken, ben ik Zaturdag den 23 alhier in welstand gearriveerd. Pinxt.
Zondag en Maandag was er geen vergadering, dingsdag morgen om elf uur, de gewoone tijd dat de vergadering begint, werd ik aan de vergadering voorgesteld en vervolgens door den Burger van Marle geintroduceert, ik was zeer aangedaan, ik wil het U niet ontveinsen, Mede-burgers! toen ik ter vergadering binnen trad, en aldaar mannen van onderscheiden Provinciën en jaaren bijeen vond, die, zo als ik vertrouwe, alle waren te zaamen gekomen om de Rechten van den Mensch te eerbiedigen en hand te haaven, ik ging zitten, nadat ik vooraf den gewoonlijken Eed gedaan en door den Praeses Haan op een vriendelijke wijs verwelkomt wierde, keek ik de vergaderzaal rond, maar zogt te vergeefs die eertijds zo geliefkoosde poortretten en Eere teekenen van voorige Stadhouders, die alle of weggenomen of met sleuyers behangen waren, met één woord Willem de laatste, die voorheen een mooy schoorsteen-stuk uitmaakte, is niet meer.
     Tot hiertoe had ik U gelukkig deezen morgen geschreven dan nu om half zeven van tafel te huis komende alwaar wij door de Generaal Daendels, die eergisteren van Parijs geretourneerd is, op een goed diné getracteert zijn en een regt vaderlandschen teug gedronken hebben, heb ik de tijd niet U

|pag. 189|

al hetgeen te melden, wegens het vertrek van de Post, dat ik anders wel gewenscht had. Hier nevens ontfangt Gij het stuk waarna ik niet twijfel of Gij zult zeer nieuwsgierig zijn en dat ik hoope, strekken zal, om onze natie een bestendige en op de aangebooren rechten van den Mensch gegrondveste constitutie te verschaffen. Ik verzende dit stuk met verscheiden andere heden avond naar de Provincie. Ik ben hier met veel genoegen uit hoofde dat ik zo veel oude vrienden en kennissen aantreffe, alleenlijk mijn post valt mij, die niet gewoon ben veel te doen, thans daar ik alleen ben sedert het vertrek van Jordens, van Marle en Queissen 3 [3. Mede afgevaardigden van Cramer uit Overijssel.]) naar de Provincie, al te zwaar en ik verlange zeer dat mijn confr. Nolst 4 [4. Lambertus Nolst Med. Doct. van 22 Mei tot 22 Nov. 1795 gecomm. van Overijssel ter Generaliteit. (Bijdrage tot de Geschiedenis van Overijssel B. bladz. 16).]) overkomt, en ik kan U op mijn woord van Eer verzekeren dat ik om geen post, al was het van tienduizend guldens ’s jaarlijks hier in ’s Hage mijne overige daagen wenschte door te brengen, maar liever met het geen ik heb, na mijn genoegen in mijn eigen huis en bij mijn eigen haardsteede stilletjes verkies te leeven. Dan zo lang als ik nu nog hier moet zijn, zal ik het zien uit te houden, wel bewust, dat een ieder wat moet doen tot het algemeene belang. In het laatste van deeze week verwagten wij de ratificatie geteekend en uitgewisseld terug, dan zullen wij hier en in de geheele Provincie een vrolijken dag hebben, gelijk ik niet twijffele of Gij zult ter Uwen dit groote werk met een vriendelijk glaasjen gedagtig zijn.
     Vaarwel meedeburgers ik wensch U lieden
Heil en Broederschap
H. K. CRAMER.

ENSCHEDE, Febr. 1916.                                                                                                    J.J. VAN DEINSE.

____________
– Deinse, J.J. van (1916) Een brief uit den Franschen tijd. Versln. en medn. VORG, 32, 187-189.

Category(s): Ootmarsum
Tags: ,

Comments are closed.