Twee tot nog toe onbekende conventen der kloostervereeniging van Windesheim


TWEE TOT NOG TOE ONBEKENDE CONVENTEN DER
KLOOSTERVEREENIGING VAN WINDESHEIM.

_______

     De parochie van den h. Michael te Zwolle bezit een merkwaardig chartularium, afkomstig uit het voormalig regulierenklooster aldaar, genaamd het Bethlehems klooster; merkwaardig niet slechts, omdat het eene niet onbelangrijke aanvulling is van den bekenden kronijk van Gerardus Coccius, maar vooral omdat het ons bekend maakt met twee aan dit klooster onderhoorige conventen, van welker bestaan nergens anders eenige sporen te vinden zijn, n.l. het convent Sacravallis, onder het voormalig kerspel Dalfsen, en het convent in Lindertehove onder het oude kerspel den Ham.
     Onder het hoofdstuk „de Sacravalle” is in gemeld chartularium een brief opgenomen van Jacobus episcopus Sareptensis, waarin deze getuigt, dat hij in het jaar 1416, ipso die Aegidii abbatis, geconsacreerd heeft: „in capella, sita in grangia venerabilium et religiosorum virorum prioris et conventus monasterii canonicorum regularium in Swollis, Sacravallis vulgariter nuncupata, in parochia de Dalfsen, tria altaria cum cimiterio.”

|pag. 40|

     Als men weet, dat het St. Agnietenklooster aanvankelijk onder Dalfsen gelegen was, op den Westerhof in de buurschap Gerner, en vandaar in 1398 naar den Nemeleberg werd overgebracht, dan zou men, bij eene vluchtige lezing van het chartularium, tot het vermoeden kunnen komen, dat met Sacravallis het convent van den Westerhof bedoeld is. Eene nauwkeurige lezing zal ons overtuigen, dat dit niet het geval is. Vooreerst werd bovengenoemde consecratie verricht achttien jaren na de verlegging van het convent van den Westerhof; ten andere lag Sacravallis niet in de buurschap Gerner, maar onder Lenthe op de hofstede Ekenen- of Ekeren Kaethe. Onder het hoofdstuk: quod Sacravallis libera est ab exactione verklaart „Gerit Mulert indertijt rentmeister van Salland: alsoe schelinge ende twist gewest is tusschen den eirberen pater ende dat convent van Belheem bijnnen Zwolle ende die gemene bueren van Lenthe, heercomende alsdat die buere voirs dat erve ende hoff ten Ekenencaethen op vijff olde schilden toe schattijnghe gesat hadden; daer die pater ende convent voirs were op gedaen ende sich beclaicht hebben” enz. Op deze klacht spraken ridderschap en steden uit: „dattet convent van den hof ten Ekenencaeten voers. mitten bueren gene schatting schuldich en sijn.” Hoewel deze uitspraak hier zeer dubbelzinnig is weergegeven en het woord „convent” even goed op het convent van Belheem als op dat van den hof ten Ekenencaeten kan slaan, geeft toch de titel, onder welken deze brief is opgenomen, „quod Sacravallis libera est ab exactione” ons recht tot het besluit, dat in ieder geval Sacravallis op deze hofstede gelegen was. Immers om te bewijzen dat Sacravallis vrij is van schat-

|pag. 41|

     ting, bewijst de brief dat de hofstede Ekenencaethe die vrijheid bezit.
     Sacravallis stond verder, blijkens het chartularium; onder het kapittel van Belheem; de Westerhof of Agnietenberg daarentegen was reeds in 1398 in het kapittel van Windesheim opgenomen. Belheem trad met zijne onderhoorige conventen in 1423 toe tot het kapittel van Nuis en ging eerst in 1430 met dit kapittel tot de kloostervereeniging van Windesheim over.
     De plaats waar Sacravallis gestaan heeft wordt ons ten naastenbij aangewezen in een charter van 1408, welks copie in het chartularium tot opschrift draagt: „de commutacione terrae inter Gherbertum ten Bussche et nos prope sacram vallem.” De prior Johan de Waele en Gerbrand ten Bussche verklaren daarin, dat zij „om nut ende oirber onser guede, die ackeren te hielen ende bijeen te brengen, die ons ontleghen weren, erfliken gewisselt hebben mijt twen stucken landes hijrnae bescreven; als dat wij prior ende convent van Belheem vors gegeven hebben ende gheven Gerbrande ten Bussche ende sijnen erfgen. erflike een stucke landes, geleghen in Welchelhage in den kerspel van Dalfsen in Lenther marcke, daer Gerbrant voirs. an beijden tsiden naest gelandet is, streckende mijtten enen eijnde opten wech, die doer den haghen bij Gerbrandes huys henen gaet, ende mytten anderen eynde te Lenthe wert an opten Langherstingkamp; omme eyn stucke landes geleghen in der stede in denselven kerspel ende marcke, daer an die noertzijde naestghelandt is dat holthuyser slach; de westersyd Boldewyn van den Laere; an die zuydzyd Rolef van Ittersum ende die Raede; ende andie oesterzyd die Soevenvoert; streckende myt enen smalen eynde anden Crusebring.

|pag. 42|

In al dusliken vorwerden dat elckerlyc syn land van den anderen hebben ende holden sal kummerloes van allen onraede, ende dat dat land dat cloester van Betlehem in Wechelhaghen liggende hebben, ter Colcking wetringen wert, mede ghebruken mach des weges die doer den haghen gaet.”
     De kapel en het kerkhof van het convent werden gewijd door Jacobus „episcopus Sareptensis” den 1 September 1416. In de kapel stonden drie altaren.
Het hoofdaltaar was toegewijd aan de Heilige maagd en de HH. Stephanus, Lanrencius en Maria Magdalena; het tweede in het zuider gedeelte der kerk had tot patronen de HH Johannes de dooper, Johannes de evangelist en alle Apostelen, terwijl het derde, aan de noordzijde geplaatst, gewijd was ter eere van den H. Augustinus, alle h. leeraars der kerk en den h. Meinulphus. Deze h. Meinulphus is de stichter van het klooster van reguliere kanunnikessen te Bodiken, dat later door den prior van Betlehem in een mannenklooster veranderd werd (1 September 1408)1 [1.      Zie Prof. Acquoy’s, Klooster van Windesheim, III 59 sqq. De h. Meinulphus was diaken van Paderborn. Zijn leven werd beschreven door een kloosterling van het convent te Bodiken, Joannes Probus genaamd. Ook het Betlehemsklooster had, zeker ter nagedachtenis aan hetgeen door zijn prior te Bodikon geschied was, een altaar in de kloostorkerk aan den h. Meinulphus gewijd. Zie het chartularium.]).
Het dedicatiefeest werd jaarlijks gevierd op den gedenkdag zelven der wijding; Bisschop Frederik verleende in hetzelfde jaar den 5 October 1416 aan het klooster het voorrecht der kerkelijke vrijheid of immunitas en de volmacht om aan allen, die tot het klooster behoorden, de h. Sacramenten toe te dienen.2 [2. Zie bijlage A.])

|pag. 43|

     Het andere convent, onder het kerspel den Ham gelegen, bestond reeds voor 1397. In dat jaar toch, „ipso die sancte Margarete virginis et martiris”, consacreerde de wijbisschop Hubertus „episcopus Yppusensis”, in honorem sancte Johannis Baptiste, sancte Laurencii martijris et beate Marie Hagdalene in Lindertehove parochie ecclesie Hamensis capellam et altare cum cimiterio.” Het was echter geene eigenlijk gezegde consecratie, maar eene reconciliatie, want onmiddelijk op de oorkonde, waaraan bovenstaande opgave ontleend is, volgt een diploom van den 29 Mei 1397, waarin Fredericus episcopus Trajectensis zijne toestemming geeft tot de reconciliatie der kapel in den Ham, welke, zoo luiden de woorden van den bisschop, vroeger gewijd, doch thans door moedwilligen ontheiligd was. Het convent bestond dus reeds voor 1397. Wanneer het werd opgericht geeft het chartularium ons wel niet bepaald aan, doch het behelst toch eenige aanwijzingen, die ons in staat stellen een gissing te maken, welke niet ver van de waarheid kan wezen. Bladzijde xliiij bevat een „quitacio allocucionis contra domum to Lijnthove” van 1368, „op sunte Peters dach gheheten cathedra”, luidende: „Wij Egbert und Dideric van Ghiflo brodere doet kundich allen luden met dessen breve, dat wij unde onse rechte erverde quijt sceldet unde quijt latet den heren van Betlehem to Zwolle van aller ansprake, die wij hadden ofte hebben mochten an den huijs ten Linthove unde an den huijs dat Essikin bowede daer bi geleghen, bede inden kerspele ten Hamme” enz. Er bestaat zelfs alle grond voor het vermoeden, dat het convent, reeds spoedig na de stichting van het Betlehems klooster, tusschen 1310 en 1320 werd opgericht.

|pag. 44|

Op bladzijde xlv toch vinden wij onder het opschrift: „Empcio bonorum dictorum Daerlevoerde in Hammis” de copie van een brief, luidende: „Ego Arnoldus Scaep canonicus sancti Salvatoris in Trajecto accognosco in hiis scriptis me bona Daerlevoert in Hammis sita, vendita, priori ceterisque canonicis regularibus in Zwollis coram Johanni Seynonis judice in Zwollis eisdem resignasse…. Datum anno Domini m° ccc° vicesimo primo in crastino assumpcionis beate Marie virginis.”
     Voor het bepalen van de ligging des kloosters kan wellicht eene aanteekening dienen, getiteld: „die via in den Ham.” (bl. xliv vso) „Item int jaer van m cccc ende lxv ist ghevallen dat die raet van Zwolle ghesant heft vier van den rade tot ons, om te spreken van enen wech gheleghen in den Ham, welke wech gheslaghen is van Daelrebrugge over ende doer onse lant, die in verleden tijd plach te gaen doer een onlant ende der stat van Zwolle om vrenscappen gegunt is doer onse lant te legghen; van welken wech wij ontslaghen sijn gheweest ende wesen sullen alles onrades wes daerop mach gaen ende mijnheer van Utrecht sculdich is den wech toe waeren, want hij sijnen toll ende wechgelt daeraff boert.”

     Gaarne zou ik hier uit den rijken inhoud van het chartularium nog eenige grepen doen en ook over het Zwolsche moederklooster eenige belangrijke bijzonderheden meedeelen, doch laat zulks na uit vrees dat de redactie mij eene barrière met het opschrift „plaatsgebrek” in den weg zou stellen. Voor ik eindig wensch ik toch nog even te wijzen op een ander chartularium, niet minder gewichtig dan het onder-

|pag. 45|

     havige, n.l. de matricula literarum conventus montis sancte Agnetis, berustende op het stedelijk archief te Zwolle. Het is overbodig van dit handschrift eene analyse te geven. Een lid onzer Vereeniging, wijlen de predikant Van der Zandt, heeft het reeds in het jaar 1870 uitvoerig besproken in de Verslagen en Mededeelingen, vijfde stuk p. 60 sqq. In de zomervergadering van 1863 sprak de toenmalige secretaris der Vereeniging, wijlen mr. J.N.J. Heerkens, den wensch uit, dat het chartularium van den Agnietenberg weldra als aanvulling van den beroemden kronijk van Thomas à Kempis het licht mocht zien. Mocht de Vereeniging voor Overijsselsch regt en geschiedenis besluiten aan dezen wensch gevolg te geven en de beide chartularia ter perse leggen, zij zou m.i. der vaderlandsche kerkgeschiedenis geen geringen dienst bewijzen.
     De volgende bijlagen bevatten slechts enkele van de stukken welke op het convent in den Ham betrekking hebben; voor een kort verslag, als het onderhavige is, meende ik met de opgenomen charters te kunnen volstaan.

                                                       B. P. VELTHUIJSEN.

     KAMPEN, 28 October 1890.

|pag. 46|

     BIJLAGE A.
               ___

DE SACRAVALLE.

_______

De consecracione sacre vallis.

     Jacobus Dei gracia episcopus Sareptensis reverendi in christo patris ac domini, domini Frederici eadem gracia episcopus Trajectensis, commissarius ad infra scripta specialiter deputatus, notum facimus universis, quod anno Domini millesimo quadringentesimo sedecimo, ipso die sancte Egidii abbatis, in capella sita in grangia venerabilium et religiosorum virorum prioris et conventus monasterii canonicorum regularium in Swollis, sacra vallis vulgariter nuncupata, in parochia de Dalfsen, tria altaria cum cimiterio consecravimus, cooperante nobis gracia spiritus septiformis. Primum vero et summum altare in honore gloriose virginis Marie, sanctorum martirum Stephani et Laurencii et beate Marie Magdalene; secundum autem a parte videlicet meridionali in honore sanctorum Johannis Baptiste, Johannis Ewangeliste et omnium apostolorum; tercium vero a parte videlicet aquilonari in honore sancti Augustini et omnium doctorum Ecclesie ac sancti Meynulphi confessoris. Quorum quidem cimiterii et altarium dedicacionem presencium tenore ipso die con-

|pag. 47|

     seacracionis, die videlicet sancte Egidii, constituimus singulis annis in Dei nomine celebrandam; unde omnibus vere penitentibus confessis et contritis qui dictam capellam et altaria in Dedicacionis, Patronorum, Natalis Domini et Circumcisionis Domini, Epiphanie, Parascheves 3 [3. Parasceve Domini = Goeden Vrijdag.]) Pasche, Ascencionis Domini, Penthecostes, Trinitatis, Corporis Domini, Invencionis et Exaltacionis s. Crucis, Assumpcionis, Nativitatis, Conceptionis, Purificacionis Annunciacionis et Visitacionis gloriose Virginis Marie, sancti Mychaelis archangeli, Nativitatis et Decollacionis sancti Johannis Baptiste, Sanctorum Petri et Pauli et omnium aliorum Apostolorum et Ewangelistarum; sanctorum Stephani, Innocencium Laurencii, Bonifacii et sociorum ejus, Ponciani, Lamberti, Mauricii, Victoris, Clementes ac Dyonisii martirum; sanctorum Martini Willibrordi, Gregorii, Ambrosii, Augustini, Jeronimi, Servacii, Odulphi, Bernardi, Nycolai, Remigii, Benedicti, Dominici et Alexii confessomm; sanctarum Agathe, Cecilie, Katherine, Barbare, Lucie, Gheertrudis et undecim milium Virginum et omnium Sanctorum festivitatibus ac singulis diebus octavarum festivitatum predictarum octavas habencium, necnon singulis diebus dominicis, diebus eciam singulis quadragesime et adventus Domini devote visitaverint; aut qui in serotina pulsacione campane flexis genibus ter Ave Maria dixerint, seu quociens gracia devocionis cimiterium circuiverint; vel qui luminaria, ornamenta necnon qui, in eorum testamentis vel extra, aurum, argentum, vestimentum, libros, calices vel aliud quodcunque ad dictarum cappelle, altarium et cimiterii conservacionem vel ornatum piedonaverint, legaverint aut donari vel

|pag. 48|

     legari procuraverint; vel qui ibidem missis, horis, sermonibus seu collacionibus ac aliis divinis presentes interfuerint; quocienscunque quandocunque aut ubicunque premissa vel aliquod premissorum devote adimpleverint, de omnipotentis Dei misericordia, beatoram Petri et Pauli Apostolorum ejus ac beati Martini patroni ecclesie Trajectensis auctoritate confisi, quadragenta dies indulgenciarum de injunctis eis penitenciis misericorditer in Domino relaxamus, nostrarum testimonio litterarum. Datum ut supra.

     Quod Sacravallis gaudet ecclesiastica emunitate.

     Fredericus Dei gracia episcopus Trajectensis dilectis nobis in Christo priori et conventus monasterii nostri in Zwollis, ordinis canonicorum regularium sancte Augustini salutem in Domino qui est omnium vera salus. Preclara virtutum devocio et pie conversacionis honestas provocavit vos auxiliante Deo ad desiderium fervens divini cultus amplioris. Sane exposuistis nobis cordis vestre affectum, quod ad locum jam consecratum habetis in grangia, quem Sacramvallem appellatis parochie de Dalvesem nostre dyocesis, supplicantes nobis humiliter et devote, quatenus nostra ordinaria auctoritate predicto loco et pro presbiteris et clericis et laicis illic habitaturis aliquas concessiones graciosas pro eorum pace et devocione necessarias paterna pietate impertiri dignaremur. Nos igitur tam piis precibus inclinati ut devocionis sinceritas vigeat et spiritualis utilitas laudabilius cumuletur, ipsum locum sub nostra et sedis nostre Trajectensis protectione suscipimus, decernentes eundem ecclesiastica emunitate gaudere; concedentes eciam vobis et dictum locum inhabitantibus ibidem divina celebrandi seu facere per alios

|pag. 49|

presbiteros celebrari, et ministrandi familie domestice ecclesiastica sacramenta, cum id fuerit oportunum liberam facultatem, jure matricis ecclesie salvo semper.
Insuper indulgencias quadraginta dierum, quas reverendus pater dominus Jacobus episcopus Sareptensis in consecracione dicti loci, secundum tenorem litterarum suarum desuper confectarum, dictum locum visitantibus concessit, approbamus et confirmamus, quibus eciam indulgenciis nos, super bono et caritativo fundamento superedificare graciam ampliorem cupientes, de omnipotentis Dei et beatorum Petri et Pauli ac beatissimi Martini patroni nostri auctoritate confisi totidem indulgencias adjicimus et concedimus omnibus viis et modis in litteris prefatis indulgenciarum expressatis. In quorum omnium testimonium sigillum nostrum presentibus duximus appendendum. Datum in castro nostro Horst anno Domini millesimo quadringentesimo sexto decimo, mensis octobris die quinta.

Quod Sacravallis libera est ab exactione.

     Ic Gerit Mulert indertijt rentmeyster van Sallant doe kondich allen lueden myt desen openen beseghelden breve: alsoe schelinge ende twyste gewest is tusschen den eirberen heren pater ende dat convent van Belheem bijnnen Zwolle ende die gemene bueren van Lente heercomende, als dat die bueren voers dat erve ende hof ten Ekenencaete op vijff olde schilde toe schattinge gesat hadden, daer die pater ende convent voers. were opgedaen ende sich beclaicht hebben, dat see nyet schuldich en weren ende nye schatting gegeven en hadden; dat beropen ende gecomen is toe claeren voer mijn gnedigen heren, daer dat convent voers. alsulcke breve ende bewijs toenden doer raede

|pag. 50|

     mijns gnedigen heren, die ridderscap ende raitsfrunde der drier steden, geclaert ende eenpaertlick uutgesproeken hebben, dattet convent van den hof then Ekenencaete voers. mitten bueren gene schatting schuldich en sijn te geven noch gheen schatber guet en is, ende dattet die gemene bueren van Lente voers. selven betaelen en geven soelen die vijff olde schilden voers.
Hijer waren aver ende aen als van den raede; die eerweerdighe meyster Ludolph van den Vene domdeken tUtrecht, joncker Lodewyck van Moentfoert, heer Henrick van Boedelswijck lantcommelduer van Westfaelen, heer Johan van Nyevelt ridder, meyster Evert van Gisse, Herman Cruse, Johan van Twyckell, Goert van Rede, Johan van Ittersym droest van Sallant ende meer anderen van der ridderscap; Johan van Rechteren Roloff ende Wolter van Coverden gebroeders, Johan ende Berent van Bevervoorde gebroders, Johan van Graes, Volckier Sloijt ende meer anderen; van die stat Deventer Willem van Suueten, meyster Hermen Ludolph; van die stat Campen Freric Rijnvis, Wolter Wolterssen; van die stat Zwolle Henric van den Water, Derick Essing. Dit is gescheet toe Vollenhoe in der Hove Saterdages post Sacramenti anno xivc acht ende tnegentich; alsoe hebben wij Gerit Mulert rentmeyster voers. die bueren van Lente die vijff olde schilden voers. voll ende all betaelt nae uutwysinge der clarijnge voers. In oierconde der waerheyt; ende want men dan sculdich is te geven een getuych der waerheit, soe hebbe ic Gerit rentmeester voers. mijn segell an dessen breeff gehangen Int jaer ons Heren dusent vierhondert acht ende tnegentich saterdaghes post Petri et Pauli.

|pag. 51|

     BIJLAGE B.
               ___

DE HAMMIS.

_______

De consecradone capelle in Hammis cum
cimiterio et altari.

     Hubertus Dei gracia episcopus Yppusensis, reverendi in Christo patris ac domini, domini Frederici eadem gracia episcopi Trajectensis in pontificalibus vicarius generalis, notum facimus universis quod anno Domini millesimo trecentesimo nonagesimo septimo, ipso die sancte Margarete virginis et martiris, in honore sancti Johannis Baptiste, sancte Laurencii martiris et beate Marie Magdalene in Linderterhove, parochie ecclesie Hammensis, Capellam et altare cum cimiterio consecravimus cooperante nobis gracia Spiritus septiformis.
Quarum quidem capelle, altaris et cimiterii dedicacionem tenore presencium constituimus in feria quinta post Margarete virginis singulis (annis) perpetius temporibus in Dei nomine celebrandam. Unde omnibus vere poenitentibus, confessis et contritis qui dictam capellam in Dedicacionis, Patronorum, Natalis Domini, Circumcisionis Domini, Epyphanie, Parascheves, Pasche, Ascencionis Domini, Penthecostes, Trinitatis, Corporis Christi; Invencionis et Exaltacionis sancte Crucis; Assumpcionis, Nativitatis, Concepcionis, Pu-

|pag. 52|

     rificacionis, Annunciacionis et Visitacionis gloriose Virgmis Marie; sancte Mychaelis archangeli; Nativitatis et Decollacionis sancti Johannis Baptiste; sanctorum Petri et Pauli et omnium aliorum Apostolorum et Evangelistarum sanctorumque Stephani, Innocencium, Laurencii, Bonifacii et sociorum ejus, Ponciani, Lamberti, Mauricii, Victoris, Clementis ac Dyonisii martirum; sanctorum Martini, Willebrordi, Gregorii, Ambrosii, Augustini, Jheronimi, Bonifacii, Servacii, Bernardi, Nycolai, Remigii, Benedicti, Dominici et Alexii confessorum; sanctarum Agathe, Cecilie, Katherine, Barbare, Lucie, Gheertrudis ac undecim milium Virginum; et omnium sanctorum festivitatibus ac singulis diebus octavarum festivitatum predictarum octavas habencium, necnon singulis diebus dominicis, diebus etiam singulis quadragesime et adventus Domini devote visitaverint; aut qui in serotina pulsacione campane flexis genibus ter „Ave Maria” dixerint; vel qui luminaria, ornamenta necnon qui, in eorum testamentis vel extra, aurum, argentum, vestimentum, libros, calices, vel aliud quodcunque ad dictarum capelle altari seu cimiterii conservacionem vel ornatum pie donaverint, legaverint aut donari vel legari procuraverint; vel qui ibidem missis, horis, sermonibus ac aliis divinis presentes interfuerint; quocienscunque, quandocunque aut ubicunque premissa vel aliquid premissorum devote adimpleverint, de omnipotentis Dei misericordia, beatorum Petri et Pauli Apostolorum Ejus ac beati Martini patroni ecclesie Trajectensis auctoritate confisi, quadraginta dies indulgenciarum de injunctis eis penitenciis misericorditer in Domino relaxamus, nostrarum testimonis litterarum. Datum ut supra.

|pag. 53|

Consensus reconciliandi seu consecrandi cupellam
in Hammis.

     Fredericus Dei gracia episcopus Trajectensis dilectis nobis priori et fratribus monasterii nostri in Zwollis ordinis sancti Augustini salutem in Domino qui est omnium vera salus. Preclara virtutum devocio et pie miseracionis honestas provocavit vos auxiliante Deo ad desiderium pervens divini cultus amplioris. Sane significastis nobis cordis vestri affectum quod pro reformacione seu reconciliacione capelle et cimiterü, quondam consecrati sed pro nunc temere violati, in bonis vestris seu hereditatibus dictis Ter Lynde in parochia Hammensi nostre dyocesis situati habetis supplicantes nobis humiliter et devote, quatenus ad hoc adhibere consensum auctoritatis nostre ordinarie dignaremur et presbiteris clericis seu laicis illic habitaturis concessiones aliquas pro eorum pace et devocione necessarias paterna sollicitudine impertiri. Nos igitur tam piis precibus inclinati ut devocionis sinceritas vigeat et spiritualis utilitas laudabilius cumuletur ipsi reformacioni, reconciliacioni seu eciam, si oporteat, de novo consecracioni consensum auctoritatis nostre ordinarie in Dei nomine adhibemus; decernentes ipsum locum ecclesiastica emunitate gaudere; concedentes eisdem in dicto loco divina celebrandi seu facere per alios presbiteros celebrari et ministrandi familie domestice ecclesiastica sacramenta, cum id fuerit oportinum, libera voluntate jure matricis ecclesie semper salvo. In cujus rei testimonium sigillum nostrum duximus presentibus appendendum. Datum anno Domini millesimo trecentesimo nonagesimo septimo mensis Maji die vicesima nona.

|pag. 54|

Quitacio allocucionis contra domum to Lynthove.

     Wy Egbert unde Dideric van Ghiflo brodere doet kundich allen luden met dessen breve, dat wy unde onse rechten erverde quijt sceldet unde quijt latet den heren van Betlehem to Zwolle van aller ansprake de wy hadden ofte hebben mochten an den huys to Lynthove unde an den huys dat Essikin bowede dar bi geleghen, bede in den kerspele ten Hamme, want ons des bericht is van unsen vrenden unde van unsen luden dat unse aldervader redelike unde rekelike om dat verkofte om eyne summe geldes, de em wal unde al betalet wort; also dat wij unde unses aldelvader ervede ofte nemant dar an negheijn recht en hebbet ofte myt rechte neet dar up spreken en moghen; unde ick Dideric van Ghiflo vorsc. hebbe den heren vorsc. eren guden unde eren meygeven om Godes willen sunder ienigherhande gave ofte bate ghegheven unde gheve eyne gude ganse zone vor my unde vor alle mine holperen van der vede die ich unde myne holperen vorscr, weder em hadden om de vorghenomden gude, al arghelist wtghesproken. Hijr weren an unde over her Roland kerckhere to Velthusen, her Herman van den Nijenhuys prester, Symon van Dedem, Willikin van Dodelinghem, Godikem van Berghusen, richter indertijt toe Ulsen, Werner Kokentijd unde anders vele guder lude. In orkunt desser vorwart so hebben wy Egbert unde Dideric vorscr, dessen breef mijt onsen zeghelen beseghelt unde vestet, unde om der meren vestnisse so hebben wy ghebedden Hermane van Godelinghem, dat he zijn segel medde an dessen breef wolde hangen; unde ic Herman van Godelinghem hebbe dessen breef mynen zeghele medde bezeghelt

|pag. 55|

     om bedde wille van beden siden, want ich hyr medde an unde over was. Gegheven int jaer unses heren dusent drehundert acht unde tzestich op sunte Peters dach gheheten Catbedra.

Permutatio Luttike Beyerinc pro Darlevoerde
jure allodiali.

     Nos Fredericus Dei gracia Trajectensis episcopus notum facimus universis, quod in nostra presencia constitutus Ernestus, dictus scaep, ministerialis noster, humiliter supplicavit, ut cum eo de domo dicta Darlevorde, que ad nos et ecclesiam nostram Trajectensem jure feodali pertinebat, ad domum suam dictam luttike Beyerinc, ad ipsum pertinentem jure allodiali, permutacionem et concambium facere dignaremur; nos vero ipsius supplicacionibus inclinati dictam domum Lutike Beyerine ut a nobis et ecclesia nostra descendat in feodo recepimus domum Darlevorde predictam in presencia honorabilium virorum dominorum Gerardi prepositi ecclesie Daventriensis, Johannis de Indenvelde milites, Bernardi de Otmersem canonici ecclesie Aldenzaliensis, receptoris nostri Thuentie, et Wichmanni de Aghene famuli permutacionis et concambii nomine eidem Ernesto pro allodio assignantes. Datum Daventrie sub sigillo nostro anno Domini m° ccc° vicesimo primo feria sexta post Purificacionem beate Marie Virginis.

Empcio bonorum dictorum Daerlevoerde in Hammis.

     Ego Arnoldus dictus Scaep, canonicus sancti Salvatoris in Trajecto, recognosco in hiis scriptis me bona Daerlevoert dicta, in Hammis sita, vendita priori ceterisque canonicis regularibus in Zwollis coram Jo-

|pag. 56|

     hanne Seynonis judice in Zwollis eisdem resignasse; presentibus Henrico de Harsolte et Henrico Vriling scabinis Zwollensibus necnon Everwino de A, et Johanne de Hasselt ac aliis fide dignis. Testimonio harum presencium literarum meum sigillum quibus est appensum. Datum anno Domini m ccc° vicesimo primo in crastino assumpcionis beate Marie Virginis.

_______

_____________
– Velthuijsen, B.P. (1891) Twee tot nog toe onbekende conventen der kloostervereeniging van Windesheim. Versl. en Mededel. VORG, 18, 39-56.

Category(s): Windesheim
Tags: ,

Comments are closed.