Gassleuven door de Varsener esch (Ov)


Gassleuven door de Varsener esch (Ov)

A. D. Verlinde

Het essenlandschap
Ter weerszijden van het dal van de Overijsselse Vecht, maar vooral aan de noordkant, ligt een fraaie en enkele tientallen kilometers lange reeks essen. Als een lang, bochtig lint slingeren zij zich door het landschap.
De essen bepalen in belangrijke mate het beeld en het karakter van de Vechtstreek en zij getuigen van de eeuwenlange onophoudelijke boerenarbeid in deze streek. Op zijn vroegst vanaf de 10e tot aan het einde van de 19e eeuw hebben de boeren hun vaste akkers op de hogere dekzandgronden langs de Vecht bemest met de door dierlijke faecaliën verrijkte plaggen. Zo ontstonden, ongetwijfeld onbedoeld, de esdekken, dankzij de mede opgebrachte grond tussen de plaggenwortels, waardoor de oorspronkelijke bodems in de „ondergrond” kwamen te liggen. En daarmee tevens de eventuele sporen van oude bewoning en begraving.

Zo lagen de archeologische restanten er in de Vechtstreek veilig afgedekt, afgeschermd maar ook onbekend bij. Tot ca. 1960, toen de aanslagen van de moderne maatschappij op grote schaal begonnen in te beuken op het oude landschap. In deze regio betrof het in eerste instantie allerlei vormen van overbouwing, zoals op de Ommer esch, die ongezien voor de oudheidkunde verloren is gegaan. Maar het had nog veel erger kunnen zijn, zoals de aanleg van een ooit geplande doorgaande nieuwe weg langs de Vecht, dwars door het essen-landschap. Wat dat teweeg kan brengen, is nu gemakkelijk voor te stellen. Het was bovendien onlangs net over de grens te zien in Duitsland, waar een nieuwe weg is/wordt aangelegd door een vergelijkbaar landschap langs de bovenlopen van Dinkel en Vecht. Het is een „fraai” voorbeeld van in onze ogen onverantwoorde planologie.

[1. Beeld van de gassleuf in 1971: sporen van een inheem-Romeinse nederzetting. Foto ROB.]

|pag. 158|

[2. Beeld van de gassleuf in1968. Foto R. van Beek (repro ROB).]

In het kielzog van de expanderende maatschappij volgden amateur-archeologen (met name de nestor van de Noordsallandse amateur-archeologen, Ruud van Beek) en vakarcheologen (in deze volgorde), om het begraven en pas nu bedreigde verleden te ontdekken, nader te leren kennen en waar mogelijk te beschermen. Al gauw bleek de eens zo onbekende Vechtstreek een heuse archeologische schatkamer en „Siedlungs-kammer” te zijn.

Gassleuven vanaf 1968
Op de Varsener esch, ten westen van Ommen, vonden minder gebruikelijke en meer spectaculaire verstoringen plaats, namelijk het meters diep ingraven van gasbuizen.
Van 1968 tot 1991 werden er niet minder dan acht van deze sleuven gegraven. Dat grote aantal hangt samen met een „knooppunt” onder de Vecht, dat dichtbij het iets zuidelijker gelegen bijzonder grote compressorstation ligt.
De eerste sleuf uit 1968 wekte alom verbazing. Dankzij de meldingen van R. van Beek konden toen archeologen uit Amersfoort en Groningen weliswaar geen opgravingen doen, maar de waarnemingen in de sleuf brachten hen tot het besef dat de archeologen er de volgende keren wel bijtijds bij moesten zijn. Vanaf de sleuf in 1971 was dat dan ook het geval. Een inmiddels aangestelde provinciaal archeoloog kon met behulp van een ROB-veldtechnicus en een groepje amateur-archeologen (zeer ten dele tot de landelijke AWWN behorend; de afdeling IJsseldelta-Vechtstreek kwam eerst in 1973 van de grond) jaar na jaar en sleuf na sleuf opgraven. Met de medewerking van de Gasunie lukte dat wonderwel. De bouwvoor en het esdek werden door de Gasunie ca. twee weken eerder dan anders het geval zou zijn „opzij gezet”, waarbij het juiste onderzoeksvlak vrij kwam te liggen, zodat de oudheidkundigen hun werk konden doen.
Zo leverde iedere gassleuf een werk- of waamemingsvlak op van ca. 150 bij 7 m.
De bijzondere aantastingen van de Varsener

|pag. 159|

esch hadden niet alleen voor het archeologische onderzoek gevolgen, maar enkele jaren later tevens voor de archeologische monumentenzorg. De Varsener esch bleek immers een van de weinige essen in Overijssel te zijn waarvan het aan de oppervlakte niet zichtbare archeologisch belang aantoonbaar en overduidelijk was (geworden). Na 1976 konden de onderzoeken dan ook vanuit een zekere „rechtspositie” worden uitgevoerd, dankzij de voor de es verworven monumenten-status.

Enkele archeologische resultaten: een samenvatting
Er is een beperkt aantal losse vondsten bekend geworden uit bijna alle tijdvakken en culturen van het Mesolithicum tot en met de Midden-Bronstijd, waaronder vondsten van de Trechterbekercultuur. Grondsporen uit deze perioden zijn echter nauwelijks aangetroffen en helaas in het geheel geen structuren. Voor de latere perioden is de score heel wat uitgebreider. In het oosten van de es lagen de gassleuven uit 1973, 1971 en 1991 van oost naar west vlak naast en evenwijdig aan elkaar. Daarin bevonden zich de resten van een urnenveldje uit de Late Bronstijd, een kleine inheems-Romeinse nederzetting en verspreide woonsporen uit de Ijzertijd.
Het umenveldje leverde naast losse bijzettingen en enkele kringgreppels een tweetal langbedden op. De laatste lagen evenwijdig aan het locale reliëf en vrijwel in elkaars verlengde. Zij lijken in het noorden het grafveldje af te sluiten en zij zullen wel langs een voormalige weg hebben gelegen. Van de Germaanse nederzetting werd een tweetal drieschepige boerderijen bekend, diverse bijgebouwtjes (o.a. twee hutkommen), omheiningen en een vondstrijke waterput. Germaanse nederzettingen behoren in Oost-Nederland tot de meest vondstrijke archeologische sites en dat was ook hier in Varsen heel duidelijk.
De gassleuven door het westen van de Varsener esch boden een heel ander beeld dan in het oosten. Er werden verspreide grondsporen en vondsten uit de IJzertijd en de Vroege Middeleeuwen aangetroffen, die geen aanleiding tot optekenen hebben gegeven. Wel is bijzonder vermeldenswaard, dat hier onder het westelijke esdeel een van Overijssels eerste Merovingische vondstcomplexjes is vastgesteld. Dat complex is aangevuld door enkele vondsten bij het boerenerf naast en op de rand van de es.
Al met al, de Varsener esch is zeker in archeologisch opzicht een kraal aan het essensnoer langs de Vecht gebleken. Amateur-archeologen hebben aan deze wetenschap in hoge mate bijgedragen. AWN-afdeling 20, proficiat!

Literatuur
Archeologische kroniek van Overijssel, diverse jaargangen.
Beek, R. van, 1972. Quod erat demonstrandum. Westerheem 21, 50-54.
Beek, R. van, 1973. Tussen Dagobert en Karel Martel, Merovingisch aardewerk uit Varsen. Westerheem 22, 19-28.
Beek, R. van, 1974. Van bodem tot rand, IJzertijdvondsten uit Dalfsen en Ommen. Westerheem 23, 19-41.
Es, W.A. van, en A.D. Verlinde, 1977. Overijssel in Roman and Early-Medieval Times. Berichten ROB 27, 7-89.
Jaarverslag Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek, diverse jaargangen 1971-1991.
Verlinde, A.D., 1987. Die Gräber und Grabfunde der späten Bronzezeit undfrühen Eisenzeit in Overijssel. Amersfoort.

ROB
Kerkstraat 1
3811 CV Amersfoort

|pag. 160|

___________
– Verlinde, A.D. (1993) Gassleuven door de Varsener esch (Ov.). Westerheem, 42, (4), 158-160.

Category(s): Varsen
Tags: ,

Comments are closed.