Roeloff te Ham pastor te Tubbergen


ROELOFF TEN HAM,

PASTOR TE TUBBERGEN.

_______

     In 1587 vereenigde de vicaris generaal van het bisdom Deventer, ÆGIDIUS DE MONTE, op verzoek van de Schepenen te Ootmarsum, de vicarie van St. Anna om derzelver geringe inkomsten met de vicarie van den Heiligen Geest om aan den rector der St. Anna-vicarie, RODOLPHUS TEN HAMME, een behoorlijk inkomen te verschaffen.
     Elders sprak ik reeds het vermoeden uit 1 [1. Van Doorninck en Nanninga Uitterdijk. Bijdragen III, blz. 74.]) dat deze dezelfde is als de latere predikant R. TEN HAM te Tubbergen. Ik meen daarop nog eens terug te mogen komen naar aanleiding van hetgeen mij later onder de oogen is gekomen.
     In 1612 procedeerde voor Schepenen te Ootmarsum RODOLPH THEN HAM, pastor in Tibbruggen, zooals hij in de „ansprake” heet: hij verschijnt daar op 4 Mei bijgestaan „mit sijnen ungetwifelten curatorem and pro-
„curatorem ad litem GERARDUM METELEN J.U.L.” ter opvordering van goederen, bezeten door zijnen wijlen broeder GEERT TEN HAM. De eisch was gegrond op

|pag. 65|

eene testamentaire beschikking van 5 Augustus 1600, waarbij zijne gottsalige moeder die Edele and Erentdoegentreiche MARGARETHA VON HETTERSCHEN, nhagelatene wedufrow S. HERMENSZ THEN HAM, bepaald had dat de door haar aan zijnen broeder GEERT TEN HAM vermaakte goederen na diens dood op het naaste bloed moesten vererven en eischte ze op van de bezitster FENNE AELBERINK, vrouw van GERDT WOLTERINCK.
     Terwijl gedurende het twaalfjarig bestand in Twenthe ten aanzien van de religie alles moest blijven in den staat, waarin het bij den aanvang was, deed de deken te Oldenzaal. PH. ROVENIUS, alles om het zedelijk en kerkelijk gehalte der pastoors te verbeteren. Treurig is de schets, die hij van de Twentsche pastoors ophangt in zijn schrijven van 5 April 1611 aan den apostolischen vicaris SASBOLD.2 [2. Dodt, Archief voor kerkel. en wereldsche gesch. VI, blz. 245.]) Toen schijnt Tubbergen, waar de pastoor in Juni 1610 gestorven was, nog vacant geweest te zijn: terwijl hij de standplaatsen stuk voor stuk nagaat, noemt hij Tubbergen niet, zoodat daarvan geldt:
„In reliquis pagis Twentiae pastores nulli sunt.” In het najaar van 1612, toen ROVENIUS een ontwerp-vergelijk aan den drost van Twenthe, RIPPERDA, ter hand stelde, betrekkelijk de uitoefening van de religien, sloeg hij voor: „Angaende den pastoir tot Haexbergen, Friesen-
„vene, heer Roeloff ten Ham to Tubbergen, heer Jan
„Nyhoff tot Wierden ende den Pater tot Almelo ende
„H. Jan Pannekoick tot Enschede, die mogen getolle-
„riert worden tot beter versieninghe.”3 [3. Blaupot ten Cate, Gesch. der Doopsgezinden II, blz. 192.])
     Houdt men in het oog, dat ROVENIUS aan SASBOLD in 1611 schreef omtrent den pater te Almelo: „nimium

|pag. 66|

addictus est poculis”; omtrent den pastoor te Frieseuene, dien hij een excucullatus monachus noemt, dat hij gereformeerd heet: terwijl hij PANNEKOECK te Enschede als een Lutheranus en concubinarius beschrijft, dan stond TEN HAM bij den Oldenzaalschen deken ook in geen goed blaadje: hij moest dan ook slechts geduld worden tot er beter in voorzien kon worden.
     FREDERICK SCHILDTHUISZ, de eerste pastoor der parochie Tubbergen, was in Juni 1610 overleden.4 [4. Versl. en Mededeel. IX, blz. 84.]) Collatoren der kerk te Tubbergen waren de heer VAN ESCHEDE, welke familie steeds aan het katholieke geloof getrouw is gebleven; het klooster te Albergen en de heer VAN BEVERVOORDE van Weemselo, zoodat doze tijdens het 12jarig bestand ook wel zorg zullen gedragen hebben dat pastoor SCHILDTHUISZ een opvolger erlangde. Tusschen April 1611 en Mei 1612 is dan R. TEN HAM pastoor te Tubbergen geworden. Brengt men nu hiermede in verband, dat de ouders van TEN HAM te Ootmarsum woonden en overleden zijn en dat in de kerkerekeningen aldaar van 1602 tot 1611 heer ROLEFF TEN HAM voorkomt als gevende wegens de sepultuir syner olderen op Jacobi een goudgulden aan de kerk 5 [5. Van Doorninck en Nanninga Uitterdijk, t.a.p.]), dan acht ik het niet onwaarschijnlijk dat de rector der vicarie van St. Anna en van den Heiligen Geest, een ingezetene van Ootmarsum, gedurende zijn verblijf aldaar voor een jaargetijde voor zijne ouders aan den pastoor een goudgulden deed toekomen, maar daarmede ophield, toen hij zelf Ootmarsum verliet en pastoor te Tubbergen werd.
     Gelijk in vroegere markevergaderingen pastoor SCHILDTHUISZ voor de kerken-erven opkwam, zoo wordt in 1616 TEN HAM onder de erfgenamen der marke Tubbergen

|pag. 67|

aangetroffen. Met WILLEMIJNE VAN RENESSE, wed. van FLORENS VAN ESCHEDE, als markerijchterse, JOHANNES A MARCK, kanunnik te Oldenzaal PETRUS KLEIS, pater te Almelo, DERRICK VAN VLOEDORP en andere erfgenamen der marke teekent hij de holtingsresolutie der marke Tubbergen van 13 Augustus 1616, waarvan mij dezer dagen het origineel in handen kwam, zich schrijvende: „D. Rodolphus ab Ham, secundus pastor in Tubbergen.
     Hij was dan ook, als opvolger van SCHILDTHUISZ, secundus pastor; hoewel hij zich ook zoo noemen kon indien hij CHRISTIANUS ELSTRAET, die in de notulen van Gedeputeerden van 19 Augustus 1608 als gewezen predikant te Tubbergen voorkomt, als eersten predikant en zich zelven als diens opvolger beschouwde.
     ROVENIUS merkte hem echter als pastoor aan, al rekende hij hem niet tot de goeden.
     In de notulen van Gedeputeerden van 18 Apri1 1634 wordt gesproken van GEERTKEN WAENINK, weduwe van zalige RODOLPH TEN Ham, pastoor geweest in Tubbergen; terwijl in het verbaal van Gecommitteerden tot het onderzoek van den staat der domeinen, geestelijke goederen en andere provinciale goederen van 18 April 1659 opgeteekend is dat tot de pastorie van Tubbergen behoorde: „de tiende groff en smal uijt de erve Ottinck
„gelijk blijkt uit de brieff van fundatie, waar van de
„grove thiende alnoch wort betaelt, maer de smalle terug
„geholden, die dan alnoch met het achterwesen geinnet
„en den Pastoer daervan in de possessie gestelt en ge
„mainteneert behoort te worden; dese nonbetaelinge is
„veroorsaekt omdat den voorigen Pastoor ROELOFF TEN
„HAM voor 26 jaren selffs van dit Erve Eijgenaar ge-
„weest is, die dan de pacht als Eijgenaar en de Xde als

|pag. 68|

„Predicant heefft getrocken, en door deze consolidatie
„dier beuringe de verduijsteringe geoccasioneert.”
     Na eerst pastoor te Tubbergen geweest te zijn, is TEN HAM vermoedelijk met de veranderde orde van zaken, nadat Twenthe door de Staatsgezinden geheel veroverd was, ook veranderd en predikant geworden, blijvende alzoo pastor te Tubbergen.
     ROVENIUS had dus, van zijn standpunt uit, juist gezien, dat TEN HAM de beste broeder ook niet was.

MR. R.E. H.

_______

     Toen ik het in het hoofd van dit opstal meegedeeld vermoeden uitsprak, deelde ik tevens mede dat de oud-pastoor GEERDINK den rector der St. Anna-vicarie liever vereenzelvigde met den kapellaan HAM, die in 1633 door de Zweden word opgelicht, toen hij over de grenzen kwam en geestelijke ambtsbediening te Ootmarsum uitoefende, en van wien overigens niets bekend was. Ik meen dezen onlangs te hebben aangetroffen in een stuk van 1629. Toen was ROBERT HAM kapelaan der stad Othmersen en verscheen hij voor Burgemeester, Schepenen en Raad op den 14en April met het verzoek, om een zekeren Kamphuis als getuige te doen hooren o.a. omtrent de volgende vragen:
     Off nicht war dat der her predicant Justien Hauenberch gisteren wesende mandag den 13 Aprilis in sine behusinge gewesen.
     Offe nicht war dat den her predicandt boveng. dese folgende schandale and lasterlike oder ignominiose worden jegens hem ferhalt oder geredet dat er nicht tho sine ampt geworden muchte oder kunde, neimans anders als de schelmmischen papen twiten de jm der jn hinderlick gewesen.
     Off nicht war dat noch enen anderen ignominiose worde tho schandalisatie van de geislike klerisie geredet van bouenbenomden heer predicant.
     De getuige, die de eerste vraag bevestigend, de tweede ontkennend beantwoordde, zeide op de laatste „datt hie van giene schandalisatie gehoret hebbe offte genoemet isz worden in siner presenti van H. Justino Hauenberch.”

________
Hattink, R.E. (1883) Roeloff te Ham pastor te Tubbergen. Versl. en Mededel. VORG, 13, 64-68.
PASTOR TE TUBBERGEN

Category(s): Tubbergen
Tags: , ,

Comments are closed.