|pag. 17|
c. DE PAROCHIE KAMPEN
In 1213 ontvingen allen die woonden op hoeven van Dirc en van Henric van Buchorst (“ons trouwer lude vriende”) in de kerspelen van Wilsum en van Zalk (“in den kirsple van Wilsem ende van Santlike op den Vene“) van de elect Otto het privilege als vrije mensen hun goederen te mogen doen vererven. Zij werden vrijgesteld van alle schattingen, evenals alle inwoners van dorpen en steden in de omgeving die ook waren vrijgesteld door Otto’s voorgangers (met name werden genoemd: burgers van Santlike en van Zwolle). Dirk en Hendrik werden gemachtigd hofsteden te verpachten en de pacht te innen en hen werd bevolen het ”vogetgherichte” uit te oefenen. De hoge rechtspraak hield de bisschop aan zich evenals de grove en smalle tienden (OBU nr. 613; Ter Kuile nr. 103 naar Racer, Overijsselsche Gedenkstukken II p. 187). Op 28 december 1260 werden door bisschop Hendrik de vrijheden van de Friezen die zich in Salland hadden gevestigd op moerassige en onontgonnen grond in de tijd van bisschop Willebrand en bisschop Otto bevestigd (OBU nr. 1538; Ter Kuile nr. 269 en 478; naar XVe eeuws afschrift in Diversorium-A, fo 152 in GA Kampen). “Ex relacione proborum virorum intelleximus quosdam pauperes a partibus Frisie quondam in Sallandiam advenisse et quendam locum palustrem et incultum qui vulgari nomine Vene nuncupatur, situm in quodam termino Sallandie prope villam quandam Wilsem dictam et prope opidum Campense ad inhabitandum et excolendum ex consensu principis et nobilium terre illius elegisse”. In 1277 op 1 november oorkondden Wilhelmus en Gerardus, “castellani in Buchorst” dat zij in augustus van dat jaar de helft van hun goederen in Zalk of in De Zande (“Sandebeke”) aan het klooster van Stavoren hadden verkocht voor 350lb. In die verkoop was niet begrepen:de “palus qui vocatur Hollandensis”, de “maior palus qui vocatur Camperavene” en nog twee huizen (OBU nr. 1953; Ter Kuile nr. 344; naar Racer). Ongetwijfeld wordt met deze drie veen gebieden hetzelfde veen aangeduid, het Kamperveen. Ook na 1277 heet dat nog vaak Vene (Kossmann-Putto, nrs 10, 73 (1319), 219 (1325), 383 (1331), 667 (1338), 711 (1340)). Kamperveen, in 1277 genoemd als gelegen bij Zalk of De Zande aan de overkant van de IJssel, werd in 1260 gezien als gelegen bij Wilsum en bij Kampen, in 1213 echter in de parochie(s) van Wilsum en Zalk. Deze dorpen liggen ten Zuidoosten van Kampen, enige kilometers rivieropwaarts. Het wekt de indruk, dat de nederzetting Kampen in 1213 niet bestond, in ieder geval, dat Kampen geen kerspel, geen parochie was. In 1236 blijkt daarin verandering te zijn gekomen. Op 21 juni bevestigde elect Otto een overeenkomst gesloten tussen Ismahel “sacerdos” in Kampen, en zijn parochianen (OBU nr. 904, Ter Kuile nr. 171; naar Joannis Lindebornius, Historia sive notitia episcopatus Daventriensis ex ecclesianis membranis, monasteriorum tabulis, authenticis annotatis et classicis authoribus eruta ac publici juris facte, Keulen 1670, p. 266). “Notum sit omnibus quod Ismahel, sacerdos in Campen, cum a suis civibus 1 et parochianis haberet singulis annis duas libras Daventriensis monetae in dotem sibi sicut suis antecessoribus assignatas, talem cum eis de nostro consensu et ecclesiae compositionem sive commutationem fecit. Parochiani predicti octo mansos in Veno prope Campen, quod eis commune fuit, pro eisdem duabus libris sibi et suis successoribus perpetuo assignaverunt in dotem, et ipse renuntiavit. Hanc autem commutationem sive conventionem nos confirmamus”. Tussen de priester Ismahel en zijn parochianen is een overeenkomst gesloten waarbij een vroeger, onder Ismahels voorgangers, overeengekomen dos tot onderhoud van de (parochie)kerk 2 van 2 lb werd
|pag. 18|
gewijzigd in een dos van 8 hoeven in het veen bij Kampen, dat hun gemeenschappelijk bezit was. (‘Quod’ slaat hier duidelijk op ‘in veno prope Campen’ en niet op de 8 hoeven). Wellicht heeft deze dosvergroting zijn oorsprong in de stichting van een parochiekerk, dan wel in de vergroting van die kerk, voordien slechts kapel, bediend vanuit Wilsum 3 . In dat geval zou, deze overeenkomst kunnen samenhangen met de driebeukige bakstenen kerk, die over de tufstenen kerk werd gebouwd. G.D. van der Heide (KA 1962-1963, p. 198) veronderstelde dat deze kerk uit de dertiende eeuw zou dateren; hij gaf echter geen bewijsplaatsen en geen argumenten 4 . E.H. ter Kuile veronderstelde dat men rond 1300 is begonnen de romaanse Sint-Nicolaaskerk door een nieuw gothisch kerkgebouw, een hallekerk, te vervangen. Deze kerk “bestond uit een halleschip met forse ingebouwde toren, een dwarsschip, en een enkelvoudig, niet heel diep koor, alles van baksteen, maar uitwendig met tuf bekleed”. Ongeveer al het muurwerk in het transept, de bundelzuilen op de scheiding van transept en schip, de pijlers van het schip en de gehele toren zijn van die kerk in de latere nieuwbouw opgenomen. Vervolgens noemt Ter Kuile deze voor ons land unieke kruis-hallekerk dertiende eeuws. Beïnvloeding kwam uit Duitsland, “waarbij men volstrekt niet speciaal aan Westfalen hoeft te denken”, zo suggereert Ter Kuile. Het basilikale koor werd vanaf omstreeks 1360 gebouwd 5 .
Van Engelen van der Veen ging er eveneens vanuit dat met het veen in 1213 Kamperveen werd bedoeld (VMORG, LIII, 1937, p. 66). “Kamperveen behoorde dus”, zo gaat hij voort, “tot het kerspel van Wilsum, doch in het begin van de 14e eeuw tot het kerspel Kampen. Daar in het algemeen geen deelen van eene parochie onder eene andere werden gebracht, zonder dat tevens eene nieuwe parochie werd gevormd, moeten wij tot de gevolgtrekking komen, dat niet slechts Kamperveen doch ook Kampen in 1213 tot de parochie Wilsum behoorde. De Stichting der parochie Kampen valt dus tusschen 1213 en 1236 en daar de pastoor in 1236 reeds meer dan eenen voorganger had, kort na 1213”.
Fehrmann (KA, 1952/3, p. 198) wijst op een zwakke zijde in dit betoog. Niet van een enkele parochie Wilsum en Zalk wordt gesproken, doch van de kerspelen Wilsum én Santlike, dus van twee kerspelen. Hij constateert: “Zekerheid dat Kampen deel uitgemaakt heeft van de parochie Wilsum hebben wij dus niet”.
De oorkonde van 1213 is evenwel slechts in een moeizame vertaling in de Overijsselsche Gedenkstukken van Racer overgeleverd en ook wanneer er sprake is van twee kerspelen kan de mening van Van Engelen slechts door een kleine toevoeging ‘of Zalk‘ worden verbeterd 6 . De moeilijkheden liggen op andere plaatsen in de gedachtengang van Van Engelen. Ten eerste: wordt met ‘op den vene’ wel Kamperveen bedoeld? En moet men in dit veen ook Kampen zoeken? Ten tweede, de a priori stelling over de deling van parochies zonder de vorming van een nieuwe parochie.
Zonder tegenbewijs evenwel is de totstandkoming van de parochie Kampen tussen 1213 en 1236 voorlopig het meest aannemelijk. Voor de gedachte dat het kort na 1213 moet zijn gebeurd steunde Van Engelen slechts op de meervoudsvorm van de voorgangers van Ismahel (‘suis antecessoribus’). Ook binnen tien jaar (1226-1236) kunnen er meerdere pastoors of sacerdotes in Kampen zijn geweest. Maar waarom werd de man met de voor deze streken vreemde naam Ismahel slechts aangeduid als ‘sacerdos in Campen’ en niet met ‘rector ecclesie in Campen’ of iets dergelijks? Rond 1300 verkreeg de kerk een eerste vicarie en in 1339 is sprake van een tweede vicarie, gesticht op het altaar van Sint-Paulus en Sint-Barbara 7 .
In de veertiende eeuw is de Nicolaaskerk of Bovenkerk vergroot.
Welcker vermeldt een verbouwing onder meester Herman en zijn broer in 1345 (p. 640) waarmee overeenstemmen schenkingen ‘ad
|pag. 19|
structuram’, ’tot timmeringhe’ en aan de kerkfabriek tussen 1325 en 1342, en een lening van de stad aan de kerk in 1345 van 100 lb swarten 8 . In 1369 werd onder de boumeester Rutger van Colen aan de kerk gewerkt en onder hem werd de tegenwoordige hoogte bereikt 9 . Ook werd onder Rutger aan de Onze-Lieve-Vrouwe-kerk gewerkt. Rond 1350 was men reeds bezig aan de vergroting van wat oorspronkelijk een kapel geweest moet zijn 10 , die behoorde tot de Sint-Nicolaasparochie. De Buitenkerk of O.L.V.-kerk bleef onder het bestuur van de pastoor van de Bovenkerk en er vormde zich geen nieuwe parochie in Kampen.
NOTEN BIJ I c.
De noten op pag. 19 t/m 20 zijn nu opgenomen als zijnoten.
____________
– Verkerk, C.L. (1974) Kampen en de Franciscanen (een voorlopig verslag ZWO). Univeriteit van Amsterdam, Amsterdam.