Hoofdstuk 4: Externe organisatie

|pag. 30|

Hoofdstuk 4

Externe organisatie

4.1 Bestuur

Het ‘Reglement van Administratie van 1877’ was het eerste officiële stuk waarin regels over bestuur vastgelegd werden. Ik veronderstel dat deze de gangbare situatie beschreef ook van de periode daarvoor. Deze veronderstelling baseer ik op het feit dat ik in de bronnen geen aanwijzingen ben tegengekomen dat er op dit gebied veranderingen hebben plaatsgevonden. Maar het blijft hoe dan ook een veronderstelling. Volgens dit reglement werden de Heilige Geest en Geertruiden en Catherinengasthuizen beheerd door hetzelfde college van bestuurders.
Dit college bestond uit tenminste drie regenten. In 1914 werd het aantal regenten uitgebreid tot vijf. De regenten werden door de gemeenteraad benoemd en ontslagen. Ze mochten elkaar niet nader staan dan de vierde graad bloedverwantschap of zwagerschap. De regenten hadden drie jaar zitting in het college en waren dan herkiesbaar.
Bij vacatures moest een aanbevelingslijst van minstens het dubbeltal ingediend worden bij de gemeenteraad.
De functie van regent was onbezoldigd, maar hij kreeg wel een onkostenvergoeding of honorarium van f 60,- per jaar.
De functie van president of secretaris kon men maar één jaar achter elkaar vervullen.
De taken van de regenten waren:
     “- kasboeken bijhouden
     – registreren van alle bewoners. Vermeld moest worden: naam, geboorte
      datum, opnamedatum en bijzonderheden
     – vermelden van bezittingen van verpleegden in rekening courantboek
      welke beheerd en weer uitgekeerd moesten worden
     – registreren van alle aan de instelling behorende vaste goederen
     – voorleggen van de begroting van ontvangsten en uitgaven van het
      volgend jaar in tweevoud aan gemeentebestuur vóór 1 juli van elk jaar.”

Volgens het ‘Reglement van orde voor de vergaderingen van 1895’ 1 [1. Ook bij dit reglement wordt verondersteld de situatie te beschrijven die al jaren gebruikelijk was.]) diende

|pag. 31|

het college van regenten één maal per week te vergaderen en wel op maandagavond om half zeven. Er konden alleen besluiten genomen worden als meer dan de helft van het college aanwezig was. Een besluit moest genomen worden bij meerderheid van stemmen.
Er waren twee subcommissies, waarvan er één de financiën beheerde en de ander toezicht hield op gebouwen en eigendommen. Beide subcommissies bestonden uit twee leden van het college van regenten en dienden één maal per maand te vergaderen.
Elke eerste maandag van de maand moest het college zitting houden om sollicitaties van kostkopers en kostgevers aan te horen.

4.2 Regenten

De regenten waren mensen met maatschappelijk aanzien en bekleedden functies als bijvoorbeeld: apotheker, notaris, ondernemer of hadden bestuurlijke functies in overheidsdienst 2 [2. Burgelijke Stand van de gemeente Kampen.]) Meestal bleven ze jaren regent. Dat was mogelijk omdat ze na een bestuursperiode van drie jaar herkiesbaar gesteld konden worden. Dit gebeurde dan ook meestal.
Er was een groot statusverschil tussen de bewoners en de regenten. Dit kwam duidelijk tot uitdrukking in het verschil tussen de regentenkamer, die statig en rijk gemeubileerd was, en de zeer kale en armoedige vertrekken voor de bewoners. 3 [3. G. Telder, zonder jaar]) De vergoeding voor de regenten was ook aanzienlijk, namelijk f 60,- per jaar, terwijl de vader, moeder en meid voor een full-time baan tezamen slechts f 170,- per jaar als loon kregen. 4 [4. Rekeningen van ontvangsten en uitgaven]) Deze bedragen gelden voor het jaar 1860.

4.3 Hoe was de verhouding particulier/overheid?

Het gasthuis ontstond waarschijnlijk uit particulier initiatief en was dus een burgelijke instelling van weldadigheid. Maar toch blijkt steeds weer dat de gemeentelijke overheid grote bemoeienis had met de hele gang van zaken binnen het gasthuis. Zo moest het gemeentebestuur de begroting goedkeuren, toestemming verlenen bij het aannemen van kostkopers en kostgevers, benoemde ze de regenten en stelde de reglementen vast. Vanaf 1887 moest er zelfs jaarlijks bij het gemeentebestuur opgave van de toestand der beide

|pag. 32|

gasthuizen gedaan worden. Maar ook veel correspondentie, bestemd voor de gasthuizen, liep via de gemeente.

De gemeenteraad probeerde zich op allerlei manieren met de gang van zaken binnen het gasthuis te bemoeien. Zo drong de raad herhaaldelijk aan tot het maken van meer ruimte voor kostgevers. Dit uiteraard uit eigenbelang, want hoe meer behoeftige ouderen in het gasthuis onderdak vonden, des te meer de gemeentelijke armenzorg ontlast werd. 5 [5. Correspondentiereeks van stukken van College van Regenten.])
Ook hield de raad een toeziend oog op het reilen en zeilen binnen de muren van het gasthuis. Bij een voedselvergiftiging door onvertinde pannen bijvoorbeeld, drong de raad aan maatregelen te nemen om herhaling te voorkomen. 6 [6. Correspondentiereeks C.1, 1845])
En toen in een jaar de aardappeloogst mislukte waardoor bovendien de graanprijs erg hoog dreigde te worden, wees de raad daarop en adviseerde ten behoeve van de armen om voorzorgen te nemen voor de winter. De raad was zelfs bereid om de hierdoor ontstane extra kosten op zich te nemen. 7 [7. Correspondentiereeks C.1, 1845 nr. 527])
Toch wilde de gemeentelijke overheid zich niet met alles bemoeien. Toen er een verzoek binnenkwam om onderzoek in te stellen naar een klacht van een bewoner over het eten, oordeelde B. en W. zichzelf niet bevoegd om tussenbeide te komen. Deze interne aangelegenheid behoorde binnen het gasthuis opgelost te worden. 8 [8. Correspondentiereeks C.2, 1882 nr. 11 en 14])

Maar geleidelijk werd de invloed van de gemeentelijke overheid toch steeds groter en verloor het gasthuis steeds meer van zijn zelfstandigheid. Twee wethouders waren zelfs een tijdlang regent. Maar om het gevaar van verstrengeling te voorkomen, moesten ze de vergadering verlaten als de rekeningen werden goedgekeurd. Dit op grond van artikel 24 van de gemeentewet. 9 [9. Correspondentiereeks C.1, 1875/1876]) In 1894 werden de Verenigde Gasthuizen officieel een gemeentelijke instelling van weldadigheid.

4.4 Financiën

De gasthuizen in Kampen hadden vroeger veel bezit in de vorm van landerijen en erven, verkregen uit giften en erflatingen. 10 [10. Legger van eigendommen en huizen 1692-1843 en rekeningen van ontvangsten en uitgaven]) Ook had het veel kapitaal uitgezet aan staat, stad, buitenlandse mogendheden en particulieren.
De belangrijkste inkomsten van het gasthuis waren dan ook die van huur en pacht van erven en landerijen. Daarna volgden de renten op uitgezet kapitaal.
Ook had het gasthuis nog opbrengsten van thinsen, maar die waren minder gr-

|pag. 33|

oot.
Dan waren er de kostkoperspenningen en andere kostgelden, maar die waren niet van groot belang.
Het gasthuis had ook nog buitengewone ontvangsten zoals verkoop van slachthuiden, lijfrente bewoners, verkocht meubilair of zilver van de bewoners, verkochte landerijen en geld uit nalatenschappen.
Het gasthuis kon zich in de vorige eeuw goed bedruipen. Soms was de gemeente geneigd om in een incidenteel geval een kleine subsidie te geven, maar in de regel ontving het gasthuis geen subsidie. 11 [11. Rekeningen van ontvangsten en uitgaven]) Dit in tegenstelling tot andere soortgelijke instellingen van weldadigheid zoals het stadsziekenhuis en de weeshuizen, die wel subsidie kregen. 12 [12. Verslagen over de toestand der gemeente Kampen])

Verreweg de grootste uitgavenpost van het gasthuis was die van voeding voor de bewoners. Minder groot, maar toch een behoorlijke uitgave, was de post lands-stads-en polderlasten en onderhoud van gebouwen.
Geleidelijk werd de post van wekelijkse uitgaven van de bouwmeester 13 [13. De functies van bouwmeester en die van vader waren waarschijnlijk dezelfde, omdat de werkzaamheden geheel met elkaar overeen kwamen]) ook steeds groter. Wat deze uitgaven precies inhielden, staat niet expliciet vermeld. Waarschijnlijk waren dit naast de voeding de normale dagelijkse uitgaven binnen het gasthuis.
Andere uitgaven waren: honorarium regenten en tractementen bedienden, brand en licht, ziektekosten, begrafeniskosten en onvoorziene uitgaven.
De uitgaven werden met de jaren steeds hoger, niet alleen omdat de prijzen stegen, maar ook omdat het voorzieningenpakket voor bewoners steeds verder uitgebreid werd. 14 [14. Rekeningen van ontvangsten en uitgaven])

4.5 Reorganisatie

Tegen het eind van de 19e eeuw onderging het gasthuis een ware gedaanteverandering, zowel qua organisatie als qua huisvesting.

Wat de organisatie betreft, kwam de eeuwenoude kwestie of het gasthuis nu een gemeentelijke of particuliere status had, in 1894 tot een beslissing. In dat jaar werd bepaald dat het gasthuis een gemeentelijke instelling van weldadigheid was.
Veel interne en bestuurlijke aangelegenheden werden in die tijd gereglementeerd en op schrift gesteld.

|pag. 34|

Over de huisvesting kan het volgende gemeld worden: het St.Geertruidengasthuis en Heilige Geest Gasthuis stonden vanaf 1844 reeds onder één bestuur en droegen officieel de naam ‘Verenigde Gast- en Proveniershuizen te Kampen’.
Beide gasthuizen kwamen in 1897 ook onder één dak. De oude gasthuizen werden namelijk afgebroken en op de plaats waar het St. Geertruidengasthuis gestaan had, verscheen in etappes een geheel nieuw complex. 15 [15. H. Wiersma, 1982, blz.7.])

Vanaf 1897 waren dus alle, vanuit de Middeleeuwen daterende, gasthuizen verenigd. Het St. Catharina en Maria Magdalena Gasthuis waren immers al in 1589 met het St. Geertruidengasthuis samengegaan.

Conclusie: uit dit hoofdstuk blijkt, dat de regenten het eigenlijk binnen de muren van het gasthuis voor het zeggen hadden. Dit deden ze in samenspraak met de gemeentelijke overheid, die hen ook had aangesteld. Hieruit kan men concluderen dat, alhoewel het gasthuis officieel tot het eind van de 19e eeuw een particuliere instelling was, de gemeentelijke overheid hier officieus al veel eerder de scepter zwaaide. Hoe de gemeente in deze van oorsprong particuliere instelling zo’n invloed kon krijgen is een heel geleidelijk proces geweest.
De invloed van de gemeente heeft waarschijnlijk zijn basis in de daaraan voorafgaande eeuwen, toen het gasthuis veelvuldig in financiële moeilijkheden verkeerde. Deze invloed zette zich in de 19e eeuw voort, ondanks dat het gasthuis zich toen redelijk goed kon bedruipen en ook nauwelijks financiële ondersteuning nodig had en kreeg van de gemeente.

|pag. 35|

Noten bij hoofdstuk 4

Deze zijn nu als zijnoten opgenomen in de tekst.

Category(s): Kampen
Tags: ,

Comments are closed.