Oude Overijsselsche uitgaven van verzamelingen van spreekwoorden

|pag. 33|

OUDE OVERIJSSELSCHE UITGAVEN

VAN VERZAMELINGEN VAN SPREEKWOORDEN.

______

     Een eigenaardige trek in het karakter van volken, die nog in den eersten krachtigen ontwikkelingstoestand zich bevinden, is de zucht en de gewoonte om in kernachtige, korte gezegden de slotsom van ervaring en levensbeschouwing zaam te vatten, waardoor de spreuken en spreekwoorden zijn ontstaan, die in den regel òf algemeene waarheden, òf regelen van leven, gedrag en wandel tot onderwerp hadden.
     Bijna alle volken der oudheid, inzonderheid van het Oosten, hebben zich daarin onderscheiden. Getuige daarvan zijn de onderscheidene bijbelboeken en daaronder, behalve de Psalmen en de Prediker, vooral de Spreuken van Salomo en Sirach, en de verzamelingen van spreekwoorden in de Arabische letterkunde.
     Van de Grieken worden onderscheidene verloren verzamelingen genoemd; van enkele daarvan zijn stukken bewaard gebleven (Corpus paroemiographorum Graecorum van Schneidewin) bovendien de Poëtae gnomici en dergelijke.
     Bij de Romeinen waren ook, bij hunnen bekenden

|pag. 34|

practischen zin, dergelijke spreuken zeer geliefd; getuige o. a. het menigvuldige gebruik bij Plautus en Terentius, de latere Sententiae van Publilius Syrus en de nog latere disticha van Dionysius Cato.
     De latere Europesche volken bleven ook in dezen niet achter; spreuken en spreekwoorden werden hoog gewaardeerd, ja zelfs bij het gebrekkige onderwijs van dien tijd gebezigd, vooral in de Proverbia Seriosa of communia, of in de disticha van Cato (bijv. in eene nederduitsche vertaling van deze laatsten, waarschijnlijk nog van het midden der 15e eeuw, die dietsche Catoen).
     In de 16e en 17e eeuw inzonderheid was de zucht daarvoor tot hoogen trap geklommen, waaraan wij de rijke en veelomvattende verzameling der Adagia van Erasmus te danken hebben, een meer dan merkwaardig gedenkteeken van geleerdheid en vlijt. Onze overige landgenoten bleven in dezen ook niet achter, bijv. Spieghel in zijn »Byspraak Almanack«; Huijghens in »Spaensche Wijsheit«, en later Cats in zijne bekende »Sinne en minne-beelden« en in zijnen »Spiegel van den ouden en nieuwen Tijt.«
     Evenals bij ons volk vertoonde overal elders zich de lust om te verzamelen den rijken schat van spreuken en spreekwoorden, die bij ieder hunner òf ontstaan, òf in zwang waren.
     Het zoude ons te ver voeren, indien wij die alle willen nagaan; wie daartoe lust gevoelt kan zich wenden bijv. tot:
     Nopitsch, Literatur der Sprichwörter. Nünnberg 1833.
     Duplessis, Bibliographie paléographique. Études bibliographiques et
               litéraires sur les ouvrages consacrés aux proverbes dans toutes les langues.
               Paris 1847.

|pag. 35|

     Suringar, Erasmus over Nederlandsche spreekwoorden enz. Utrecht 1873.
     In de inleiding van dit laatste wordt een getal van 94 zoodanige verzamelingen vermeld, een getal wat zeer zeker voor vermeerdering vatbaar is, wanneer men bedenkt dat bijv. van Slavische, Engelsche en andere spreekwoorden geene melding wordt gemaakt, terwijl het toch bekend is dat die natien, evenals zoovele anderen, een’ rijkdom van spreekwoorden en zedespreuken bezitten. Opmerkelijk is het daarbij ook niet vermeld te vinden het Hávamál uit de oudere Edda, dat een zoo schitterend bewijs levert voor de levenswijsheid der oude Noormannen en sporen draagt van eene zachte en bedaarde levensopvatting, die verre verwijderd is van de gewone voorstelling van woestheid, die zoo dikwerf van die volkeren wordt gekoesterd.
     Onder die werken staat, althans wat den tijd betreft waarop ze het eerst in druk verschenen, voor het W. van Europa bovenaan het werk, bekend onder den naam van Proverbia seriosa of Proverbia communia, bevattende ruim 800 hollandsche spreekwoorden met tusschen de regels geplaatste latijnsche vertaling in rijmverzen of zoogenaamde versus Leonini.
     Dit werk, waarop de aandacht werd gevestigd door Dr. Suringar in eene verhandeling, gevoegd achter het Verslag over het Stedelijk Gymnasium van Leiden 186263, is op nieuw in druk uitgegeven door Hoffmann von Eallersleben, in de Horae Belgicae, IXe deeltje.
     Dit werk zelf te bespreken is, bij hetgeen door Suringar en anderen daarover is gezegd, overbodig en zou ook minder bij het doel en den aard onzer Vereeniging passen.
     Er is echter eene omstandigheid, die de aandacht

|pag. 36|

onzer Vereeniging zeer verdient, eene omstandigheid, die een gunstig getuigenis kan afleggen voor de ontwikkeling van ons gewest op het einde der 15e eeuw.
     Zooals gezegd is, zijn deze Proverbia communia of Seriosa, althans wat den druk betreft, de oudst bekende spreekwoordenverzameling in W. Europa.
     Welnu, zoover bekend is, beleefde dit werk 1480-1497 en alzoo in 17 jaren tien verschillende uitgaven, waarvan 5 (en daaronder de oudste) te Deventer en een te Zwolle.\
     Die uitgaven nu worden in tijdorde door Suringar vermeld als volgt:

     1.      Vermoedelijk te Deventer bij Rich. Paffraet, circa 1480.
     2.      Vermoedelijk te Deventer bij Rich. Paffraet of Jacob van Breda, circa 1483—1486.
     3.      Zeer vermoedelijk te Deventer bij Rich. Paffraet, circa 1485.
                  Hierin een intern kenmerk voor Deventer als
              plaats van oorsprong, gelegen in de spreuk:
              Keulen en Deventer zijn niet in één dag gebouwd.
     4.      Te Busco ducis bij Ger. Leempt de Noviomago Ao. 1487.
     5.      Vermoedelijk te Deventer bij Rich. Paffraet, omstreeks 1490.
     6.      Vermoedelijk te Keulen bij Henr. Quentell, omstreeks 1490.
     7.      Vermoedelijk te Keulen bij Ulr. Zeil, omstreeks 1490.
     8.      Vermoedelijk te Deventer bij Rich. Paffraet, omstreeks 1495.
     9.      Te Delft, vermoedelijk bij Henr. Eckert van Homberch of bij Christiaan Snellaert, circa 1495.

|pag. 37|

     10.     Vermoedelijk te Zwolle bij Tyman Petrusz. van Os van Breda, circa 1497.
     Behalve uit de omstandigheid bij de onder no. 3 vermelde uitgave, is de bepaling van tijd, plaats en uitgever daarvan dikwerf afgeleid uit de lettersoort en in enkele gevallen uit het papiersoort.
     De omstandigheid dat in verschillende dier uitgaven in de latijnsche vertaling meermalen gezondigd is tegen taal of metrum, vindt mischien hare verklaring in het veelvuldig gebruik van dit werkje op de scholen, waar het, zoolang afschriften of afdrukken zeldzaam en kostbaar waren, werd gedicteerd en waardoor vele gebrekkige afschriften der leerlingen, in gebruik gekomen, dikwerf tot grondslag van lateren druk werden gebruikt.

_______

     Ten slotte vermeld ik nog dat een hiervan verschillend werkje bestaat:
     Gemeene duijtsche Spreekwoorden: Adagia ofte Proverbia genoemt.
           Te Kampen bij Peter Warnersen, ongeveer 1550.
     Later is dit werkje herdrukt in Meijer’s Oude Nederlandsche Spreuken en Spreekwoorden.

     Junij 1894.                                                                                               J. C. Bijsterbos.

Category(s): Overijssel
Tags: ,

Comments are closed.