Berigt voor de tweede uitgaaf

BERIGT

VOOR DE TWEEDE UITGAAF.

_________

        Toen Napoleon geheel Europa de wet voorschreef, Nederland met Frankrijk had vereenigd, en de drukpers zoodanig beperkte, dat zelfs de gewone kronijkjes in geene almanakken werden geduld, scheen hij daardoor bij den eenvoudigen burger en landman de gedachtenis van den roem, de welvaart en de heldendaden der voorvaderen te willen uitdelgen: maar dit werd gelukkig verhoed en ware ook niet mogelijk geweest; want niet zoodra was des dwingelands gelukzon ondergegaan en Nederlands vrijheid, onder het bestuur van koning Willem, herleefd, of men zag die kronijkjes weder te voorschijn komen. Ook de gewone kamper kronijk, met de roemrijke gebeurtenis der omwenteling verrijkt, kwam met den almanak van 1815 weder te voorschijn.
        Het verhaal van de vroegere geschiedenis dezer stad was echter voorlang uit die kronijk verdwenen, en wegens desselfs beperkten omvang, door latere gebeurtenissen daaruit verdrongen; de geheugenis van vele merkwaardige zaken werd slechts door overlevering en oude gebrekkige aanteekeningen nog hier en daar be-

{}

waard; veel daarvan scheen alreeds geheel vergeten.
        Na eene gelukkige verandering van zaken, als die van 1813, en bij de herstelde vrijheid der drukpers, dacht ik daarom den almanaklezeren geene ondienst te zullen doen, met de geschiedenis der stad Kampen, van de vroegste tijden af, eens weder na te sporen, de daarbij voorkomende merkwaardigheden, door den draad der vaderlandsche geschiedenis aaneengeregen, in een beknopt verhaal zamen te vatten, en jaarlijks door den kamper almanak daarvan iets mede te deelen.
        Onder den titel van Historische Kamper Kronijk is daarop het eerste stukje met den almanak van 1817 in het licht verschenen, en sedert door 23 andere op dezelfde wijze gevolgd, welke eene belangstelling mogten ontmoeten, die mijne verwachting ver heeft overtroffen; zoodat de voorhanden zijnde exemplaren spoedig werden verkocht, en het verlangen, om door eenen herdruk het afgewerkte gedeelte dier kronijk weder verkrijgbaar te stellen, mij door onderscheidene vrienden en oudheidminnaren bij herhaling werd te kennen gegeven.
        Dit baarde echter eenige bedenking. Die geringe stukjes immers, in een ander, aanzienlijker kleed in het licht te zenden, zou welligt daarvan iets meer, iets volledigers kunnen doen verwachten, dan mijn oorspronkelijk plan me-

{}

debragt, waarvan derhalve nog iets vooraf behoort gezegd te worden.
        Ik had wel uit de oudste schrijvers, die de geschiedenis van Overijssel behandeld hebben, veel dat de stad Kampen betreft overgenomen, ook uit afschriften van stads wetten en willekeuren, registers en rekeningen van voormalige instellingen en uit andere oude stukken, menige bijzonderheid, tot mijn oogmerk dienende, opgezameld; maar de jaarboeken van Arend toe Boecop waren voor mij gesloten; de schat van oude schriften en oorkonden, op het stadhuis alhier bewaard, was voor mij verborgen gebleven. De toegang tot dit heiligdom, waar nogtans, zoo als men veronderstellen mag, het belangrijkste voor stads geschiedenis zal te vinden zijn, werd den ongewijde niet vergund.
        Bij het gemis dezer hulpmiddelen, en tevens verstoken van ’t gebruik van groote bibliotheken, heeft echter de trek, om de vruchten van mijn onderzoek mijnen stadgenooten mede te deelen, over het bewustzijn van derzelver onvolledigheid de overhand behouden; de onder mijn bereik liggende bronnen hebben genoegzamen voorraad opgeleverd, om hun daarmede eenig nut en genoegen te verschaffen, en tevens aan mijn oogmerk te voldoen, hetwelk zich toch niet verder uitstrekte, dan het geven eener schets van den vroegsten toestand van Overijssel, van de opkomst, den aanwas en voormali-

{}

gen bloei der stad Kampen; van de zeden, gebruiken, handel en bedrijf, godsdienstige en burgerlijke instellingen, krijgs- en regeringszaken der voormalige inwoners, en daarbij te doen zien, hoe onze voorzaten, onder verschillende graven en heeren gezeten, bij derzelver onderlinge twisten, aan geweld en heerschzucht ter prooi, maar ook steeds tot vechten en verwoesten bereid waren; hoe zij daarna onder het bestuur der bisschoppen vereenigd, in gedurigen krijg met naburige vorsten, echter van lieverlede uit den staat der ruwheid en afhankelijkheid, tot dien van beschaving en het waarderen der vrijheid zijn opgevoerd, en daardoor voorbereid, om de verkregene regten en vrijheden tegen de dwingelandij der spaansche vorsten te verdedigen.
        Tot dit tijdperk met mijn verhaal genaderd, bood zich een geschikt rustpunt aan, op het einde der regering van keizer Karel V, om het eerste deel der kronijk te besluiten; hetwelk mij tevens gelegenheid gaf, door eene nieuwe uitgaaf van hetzelve, aan het meermalen geuit verlangen te voldoen, waartoe ik bovendien van wege de E. A. regering dezer stad, door eene ruime deelneming in de aangebodene inschrijving, nu eene bijzondere aanmoediging mogt ontvangen.
        Ik heb dus het genoegen mijnen stad- en landgenooten het eerste deel der Historische Kamper Kronijk, bevattende thans, in XVIII hoofdstuk-

{}

hen, de eerste 19 stukjes, van vroeger ingeslopene feilen gezuiverd, en met mijne latere nasporingen, benevens eenige bijzonderheden, welke ik aan de vriendelijke mededeeling van een’ geachten oudheidonderzoeker te danken heb, verrijkt, in een nieuw, behaaglijker gewaad aan te bieden, en de herlezing, ter herinnering van de lotgevallen der voorvaderen, aan te bevelen; ten einde die met hun tegenwoordig maatschappelijk leven te kunnen vergelijken, en alzoo, dit laatste vooral, op den regten prijs te leeren schatten.
        Het vervolg dezer kronijk, waarvan het vierde stukje, (in de rij het 24ste,) met den kamper almanak van 1839 het licht zal zien, hoop ik, in zooverre mijne beroepsbezigheden zulks gedoogen, en lust en leven mij daartoe gegund worden, op den gewonen voet voort te zetten.
        Ik eindig dit berigt met den wensch, dat mijne geringe poging met toegevendheid ontvangen, en het daaraan ontbrekende, uit den ruimen voorraad der oorspronkelijke stukken van het thans geopend archief dezer stad, door bekwamer hand, op eene meer volledige en de belangrijkheid der zaak meer waardige wijze, moge worden aangevuld.

KAMPEN.                                                                                             E. M.

18 Novemb. 1838.

Category(s): Kampen
Tags: , ,

Comments are closed.