Het Tolhuisje te Kampen

[pag. 150]

HET TOLHUISJE TE KAMPEN.

(Gesloopt in 1844).

_______

 

Omtrent de opkomst en den bloei van den Kamper handel zijn hier en daar belangrijke berigten medegedeeld ( 1 [1. B. v. door E. MOULIN, in de Historische Kamper Kronijk; door denzelfde, in de Overijss. Alm. 1842, bl. 1; door Mr J. VAN DOORNINCK, Alm, 1838 Bl. 193, naar wier opstellen wij, om niet uit te schrijven, verwijzen. De laatste deelt bl. 210 ook eene tollijst uit de 14de eeuw mede.]). Wij bepalen ons alleen tot het Tolhuis, waarvan eene zeer gelijkende afbeelding hier nevens gaat, een gebouw, waarvan de eerste oorsprong, even als die der stad zelve, in den nacht der eeuwen schuilt. – Dat er reeds vroeg tol geheven werd, blijkt uit het gebeurde in het jaar 1288 en later, toen Sweder van Voorst schout van Salland en tevens Bisschops tollenaar was. Toen nu de Utrechtsche kooplieden weigerden te Kampen van hunne goederen den tol te betalen, wilde Sweder van Voorst de invordering met geweld doorzetten, waarbij hij echter zoo veel tegenstand ontmoette, dat de

Het Tolhuisje te Kampen

[pag. 151]

40ste Bisschop, Jan van Zierik, hem moest gelasten, de tolheffing van de goederen der Utrechtenaars te Kampen te staken, tot dat hunne verpligtingen daartoe nader zouden zijn gebleken ( 2 [2. Hist. Kamper Kronijk, bl. 97. ]). – Toen in 1305, onder den 42sten Bisschop, Guy van Henegouwen, de raad der stad met den Noorschen Koning Hakon een verdrag sloot, overeenkomstig den vrede, in 1296 met Koning Erik aangegaan, verleende hij aan de kooplieden van Noorwegen, die te Kampen handel dreven, de vrijheid om hunne waren binnen de stad op te slaan, mits dezelve op de markt wierden verkocht; ook hunne kisten zouden bij de tolaangave, indien er geen vermoeden van bedrog plaats had, niet geopend worden, enz. ( 3 [3. Hist. Kamper Kronijk, bl. 102. ]). En toen, omstreeks 1520 en later, tusschen Kampen en Zwol de twist over het ontvaren van den tol langs het Zwarte Water tot openbare vijandelijkheid oversloeg ( 4 [4. Men zie over dit verschil en de gevolgen VAN HATTUM, Gesch. van Zwol II. bl. 115 volg. en de Hist. Kamper Kronijk, bl. 322.]), beweerde de Kamper regering, dat de Bisschoppen van Utrecht voor meer dan 300 jaren (dus reeds omstreeks 1220) het regt tot den tol en de vrijheid van Kampen, zich uitstrekkende in zee tot op eene diepte van drie en een halve el waters, hadden in bezit gehad; dat Bisschop Frederik van Blankenheim dit regt in 1402 aan de

[pag. 152]

stad Kampen verkocht en zijn opvolger, Rudolf van Diepholt, dien koop in 1433 had bevestigd, waarvoor de stad weder eene aanzienlijke som had betaald.
In de, laatste helft der 14de eeuw moet de stad er nog vrij dorpachtig hebben uitgezien, want de meeste huizen waren van hout en met riet gedekt. Men begon meer en meer steenen huizen te bouwen en vernieuwde ook het Tolhuis. – In 1394 deed de 51ste Bisschop van Utrecht, Frederik van Blankenheim, zijne intrede in Overijssel en werd te Kampen op het vernieuwde Tolhuis ontvangen, alwaar hij de voorregten en vrijheden der stad bevestigde en de hulde der ingezetenen ontving, die onder de Linden gesenaard stonden. – Zóó ook in 1433 bevestigde de 53ste Bisschop, Rudolf van Diepholt, nadat hij als wettig Landsheer erkend was, de voorregten en vrijheden der stad, bij welke handeling hij ook op het Tolhuis werd gehuisvest en tevens den eed van trouw en hulde onder de Linden voor het Tolhuis ontving. – Bij den plegtigen intogt van den 55sten Bisschop, David van Bourgondië, in October 1456, werd hij, aan den oever der rivier, door den raad der stad opgewacht; de poorten waren gesloten en eerst nadat hij de stedelijke voorregten en gewoonten had bevestigd, werden ze weder geopend. – Het Tolhuis diende ook tot huisvesting van Koning Christiaan van Denemarken, toen deze in 1475 de stad met een bezoek vereerde en gedurende acht dagen luis-

[pag. 153]

terrijk werd onthaald. De stad kocht bij die gelegenheid vrijdom van alle tollen in de Sond, waarvoor van stadswege betaald werd eene som van 1200 Rijnsche gulden. – Den 28sten Nov. 1496 deed de 56ste Bisschop van Utrecht, Frederik van Baden, zijne plegtige intrede in de stad. Bij zijne aankomst van Deventer was de avond reeds gevallen en het Tolhuis door twaalf fakkels verlicht, ,, Aldaar door
,, burgemeesteren, schepenen en raden ver-
,, welkomd, werd de bisschop nevens zijnen
,, raad door twee burgemeesters, twee raden
,, en twee secretarissen naar het tolhuis ge-
,, leid, waar de president burgemeester hem,
,, namens Kampens burgerij, met zijne verhef-
,, fing tot bisschop gelukwenschte, en begeer-
,, de, dat hij de voorregten der stad wilde
,, bevestigen en bezegelen naar de gewoonte
,, zijner voorgangeren; te gelijk werden de
,, nieuwe voorregtsbrieven den bisschop voor-
,, gelegd, die dezelve met zijn zegel bekrach-
,, tigde. Nu werd de bisschop met gejuich
,, binnen de stad geleid, enz.’’ ( 5 [5. In de Hist. Kamper Kronijk bl. 288 vindt men eene breedvoerige beschrijving van de festiviteiten bij deze gelegenheid.]). – Dezelfde gewoonte werd gevolgd bij de huldiging van den 57sten Bisschop, Filips van Bourgondië, in 1517. Hij begaf zich met een aanzienlijk gevolg naar Kampen, waar hij op het Tolhuis den eed afleide en daarna in de stad werd ontvangen. De inhuldiging ge-

[pag. 154]

schiedde hier ook naar oud gebruik en ging vergezeld van kostbare feesten en maaltijden. Onder zijn bestuur kreeg de twist over den tol, hier boven gemeld, zulke schromelijke gevolgen, dat Zwol zich aan het gezag van den Bisschop onttrok en den Hertog van Gelder tot beschermheer aannam. – Zijn opvolger, Hendrik van Beijeren, was de laatste, die te Kampen gehuldigd werd, in 1524. Drie jaren later stond hij zijne wereldlijke heerschappij aan Karel V. af.
Gedurende de regering van dezen Vorst, in 1544, werd het Tolhuis, in denzelfden bouwtrant als het oude stadhuis, vernieuwd en verfraaid. Boven den ingang zag men den keizerlijken adelaar met de zinspreuk van Karel V. plus oultre, en aan de zijde van het torentje het voormelde jaartal. Deze hulde werd den Vorst toegebragt uit erkentelijkheid voor de voordeden, die hij den handel verschaft had. Want toen de Koning van Denemarken den tol in de Sont op de doorvarende schepen zoo hoog stelde als het hem behaagde, trad Karel V. met hem in eene onderhandeling, waarbij de tol op eenen vasten voet gesteld werd ten voordeele van de onderdanen dezer provintiën. – In 1549 bemerkt men, dat op het Tolhuis vergaderingen werden gehouden en dat aldaar getapt werd. Men vindt opgegeven, dat door Jonker Johan eene overeenkomst gesloten was met den memoriemeester Antonie Glauwe, die aldaar het gelag betaalde met 10 heerenpond en 8 stuiver.

[pag. 155]

Na de Bisschoppen is geen der wereldlijke Vorsten meer op het Tolhuis gehuldigd. Men was te Kampen en Zwol zeer ontevreden, dat, toen Filips, in het jaar 1549, als aanstaande Heer van Overijssel te Deventer hulde ontving, de Prins niet in persoon binnen de muren dezer steden gekomen was en leverde er zelfs protest tegen in.
Het Tolhuis, dat, wat de plaats betreft, reeds van vroeger eeuwen dagteekent, is meermalen vernieuwd, welke laatste vernieuwing in 1795 plaats had. Voor die laatste was het inwendig geheel met wagenschot bekleed, op eene kunstige wijze met beeldhouwwerk en ornamenten besneden, waarbij vijf kroonen uitmunteden, onder welke de Landsheer en zijn gevolg zich plaatsten. In 1844 werd het gesloopt, en met hetzelve vielen ook de oude eerwaardige lindeboomen, die hunne takken vertrouwelijk in elkander vlochten en in wier schaduw de Landsheeren den eed hunner onderdanen ontvingen, en beloofden, de stadsregten en privilegiën getrouwelijk te handhaven. Het Tolhuis was nog eene echte antiquiteit van buiten, maar van binnen een zeer neutraal ligchaam, dat zich, met zijne witte bekalkte muren, noch voor het oude noch voor het nieuwe verklaarde. Het gebruik, dat er van gemaakt werd, was zeer hedendaagsch; want het diende tot eene regt vrolijke zitplaats, om aan de ontbijt – of koffij- of theetafel het verrukkelijke gezigt over den IJssel met een gezellig gesprek volop te genieten.

[pag. 156]

Achter de nieuwe sierlijke bruggehuisjes wijst men nu nog alleen de plaats aan, waar de Vaderen in lang vervlogene tijden dit Tolhuis hadden opgerigt. De schippers lossen op die plaats hunne goederen; gebouw en toren zijn in stof veranderd. Waar in vroeger tijden de huldiging plaats had, vindt men alleen de geschiedkundige herinneringen en de droeve poëzij der tegenstrijdigheden terug. Hoe vele herinneringen hechten zich niet aan het herdenken van het eerwaardige Tolhuis!

H. W. G.

 ___________

Category(s): Kampen
Tags: ,

Comments are closed.